ECLI:NL:GHDHA:2016:878

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
4 april 2016
Zaaknummer
200.173.931/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake vordering afgifte bescheiden ter zake een gemeenschappelijke woning na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding, aangespannen door de vrouw tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag. De vrouw vorderde afgifte van bescheiden met betrekking tot een gemeenschappelijke woning, na de inschrijving van de echtscheiding in 2013. De vrouw stelde dat er een spoedeisend belang was bij haar vordering, maar het hof oordeelde dat zij al geruime tijd een bodemprocedure had kunnen starten en dat het spoedeisend belang ontbrak. Het hof overwoog dat de vrouw zelf verantwoordelijk was voor de onverdeeldheid van de woning en dat zij geen nieuwe feiten had aangedragen die een ander licht op de zaak konden werpen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelde de vrouw in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak werd gedaan op 23 februari 2016.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.173.931/01
Zaak- rolnummer rechtbank : C/09/487468 / KG ZA 15-565

arrest van 23 februari 2016

inzake
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. D.D.S Doelam te [plaatsnaam] ,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats]
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. W.N. Sardjoe te [plaatsnaam] .

Het verloop van het geding

Bij exploot van 17 juli 2015 is de vrouw in hoger beroep gekomen van het vonnis van 22 juni 2015 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag tussen de partijen gewezen.
De vrouw heeft in haar appeldagvaarding de grieven geformuleerd.
Bij memorie van antwoord heeft de man de grieven bestreden.
De man heeft zijn procesdossier gefourneerd en arrest gevraagd.

De beoordeling van het hoger beroep

Algemeen

1. Door de vrouw is gevorderd: dat het uw hof behage, bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. het vonnis van 22 juni 2015 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag gewezen tussen appellante als eiseres en de geïntimeerde als gedaagde te vernietigen en opnieuw rechtdoende, de vorderingen van appellante toe te wijzen;
II. geïntimeerde te veroordelen in de kosten van deze instanties.
2. Door de vrouw is in eerste aanleg gevorderd:
I. de man te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis afschriften af te geven aan de vrouw van:
alle bestaande en beëindigde huurovereenkomsten;
de algehele financiële administratie ter zake van de huurinkomsten over de periode 2008 tot en met 2015;
alle aangetekende brieven/deurwaardersexploten met betrekking tot huuropzeggingen;
e jaaropgaven van de hypotheekbank over de periode 2008 tot en met 2014.
Ter zake van de gemeenschappelijke woning aan de [adres] te [plaatsnaam] voor de periode 29 oktober 2008 tot 31 maart 2015 op verbeurte van een dwangsom van
€ 200,- per dag ingaande drie dagen na betekening van het vonnis, dat de man met voldoening aan het vonnis in gebreke blijft, met een maximum van € 20.000,-;
II. de man te sommeren binnen twee dagen na betekening van dit vonnis deugdelijk rekening en verantwoording af te leggen jegens de vrouw ter zake van de exploitatie en financiën van de gemeenschappelijke woning aan de [adres] te [plaatsnaam] voor de periode 29 oktober 2008 tot 31 maart 2015 op verbeurte van een dwangsom van € 200,- per dag ingaande drie dagen na betekening van het vonnis, dat de man met voldoening aan het vonnis in gebreke blijft, met een maximum van € 20.000,-;
III. de man te veroordelen in de kosten van de procedure.

Spoedeisend belang

3. De vrouw stelt in haar tweede grief dat zij, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, wel een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Door de vrouw wordt onder meer het volgende aangevoerd:
  • het spoedeisend belang van de vrouw volgt uit haar belang dat zij op de kortst mogelijke termijn zekerheid kan krijgen omtrent haar rechten en plichten ter zake van de woning;
  • daarbij speelt een rol dat de woning nog niet is verdeeld;
  • ook speelt een rol dat de man voortdurend inbreuk maakt op haar eigendomsrecht;
  • zij lijdt schade aangezien de man geen inzage verstrekt in de verzochte bescheiden.
4. Door de man is bestreden dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Door de man is daartoe onder meer het volgende aangevoerd:
  • de peildatum is 7 maart 2013 en de vrouw start in 2015 een kort geding;
  • indien de vrouw inzage wilde hebben, had zij een bodemprocedure moeten starten, met een eventueel concreet verdelingsverzoek.
5. Het hof overweegt als volgt. De aard van een kort geding brengt met zich mede dat de vrouw bij de door haar gevorderde ordemaatregel een spoedeisend belang moet hebben. Op 7 maart 2013 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in het register van de burgerlijke stand. De vrouw had naar het oordeel van het hof al geruime tijd een bodemprocedure kunnen aanvangen met betrekking tot het onroerend goed dat partijen in mede-eigendom toebehoort. Uit art 3:178 BW volgt dat iedere deelgenoot te allen tijde verdeling kan vorderen van een onverdeelde gemeenschap. Naar het oordeel van het hof is het aan de vrouw zelf te wijten dat zij nog immer in een onverdeeldheid verkeert met betrekking tot het appartementsrecht te [plaatsnaam] aan de [adres] . Het hof is met de voorzieningenrechter van oordeel dat de vrouw geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering en neemt de gronden daartoe over. In hoger beroep heeft de vrouw geen nieuwe of andere feiten gesteld die een ander licht op de zaak doen schijnen.

Proceskosten

6. Het hof is van oordeel dat het onderhavige hoger beroep geen enkel redelijk belang dient. Het hof zal derhalve de vrouw veroordelen in de kosten van dit hoger beroep.
7. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen behoeft het overige dat door de vrouw is gesteld geen verdere bespreking meer.

Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank [plaatsnaam] van 22 juni 2015 tussen de partijen gewezen;
veroordeelt de vrouw in de kosten van dit hoger beroep, tot aan dit arrest begroot op € 1.205,- en als volgt gespecificeerd:
- € 311,- griffierecht;
- € 894,- salaris advocaat;
verklaart dit arrest in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. Labohm, A.H.N. Stollenwerck, C.M. Warnaar en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 februari 2016 in aanwezigheid van de griffier.