In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van het voorbereiden van een inbraak in de nachtelijke uren, samen met anderen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 april 2015 te Abbenbroek, gemeente Nissewaard, zich schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van een diefstal, waarvoor een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 weken, met aftrek van voorarrest. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 9 maanden gevangenisstraf, maar het hof heeft de vrijspraak uitgesproken voor een tweede ten laste gelegd feit, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.
Het hof heeft in zijn overwegingen de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in aanmerking genomen. De verdachte had eerder onherroepelijk strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen is in de strafmaat. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte voor het tweede feit is vrijgesproken. Het hof heeft de beslissing genomen om de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering te brengen op de opgelegde gevangenisstraf. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.