In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin een naheffingsaanslag in de accijns van overige alcoholhoudende producten van € 183.408,49 is opgelegd. De inspecteur van de Belastingdienst Douane had de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente van € 10.897 gehandhaafd. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. In hoger beroep is de vraag aan de orde of de accijns terecht is nageheven. De mondelinge behandeling vond plaats op 4 maart 2016, waarbij de inspecteur aanwezig was, maar de gemachtigde van belanghebbende zich had teruggetrokken. Belanghebbende heeft geen bewijs kunnen leveren dat de accijnsgoederen hun bestemming in Roemenië hebben bereikt. De Roemeense douane heeft bevestigd dat de goederen niet zijn aangeboden bij het belastingentrepot. Het Hof oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat belanghebbende niet heeft aangetoond dat de goederen op de juiste wijze zijn overgebracht. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.