In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de rechtbank de naheffingsaanslag in de accijns van overige alcoholhoudende producten van € 899.677 en de heffingsrente van € 9.801 heeft gehandhaafd. De rechtbank oordeelde dat de accijnsgoederen niet op de plaats van bestemming zijn aangekomen en dat de onregelmatigheden zich in Nederland hebben voorgedaan. De belanghebbende heeft geen bewijs kunnen leveren dat de goederen in Litouwen en Roemenië zijn aangekomen. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De belanghebbende heeft niet aangetoond waar de onregelmatigheden zich hebben voorgedaan, en de verantwoordelijkheid voor de accijnsgoederen rust op de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats. Het Hof concludeert dat de heffingsrente correct is berekend en ziet geen reden voor een proceskostenveroordeling.