Rechtsgeldigheid echtscheidingsconvenant
4. De vrouw beroept zich op de ongeldigheid casu quo vernietigbaarheid van het echtscheidingsconvenant omdat zij meent dat het door partijen ondertekende echtscheidingsconvenant een andere versie is dan die waarover zij overeenstemming hadden. Volgens de vrouw kan het gehele convenant op grond van de volgende gronden worden opengebroken: misbruik van omstandigheden, redelijkheid en billijkheid, dwaling op grond van onjuiste en onvolledige informatie, het ontbreken van wilsovereenstemming en benadeling voor meer dan een kwart.
Misbruik van omstandigheden
5. De vrouw stelt dat sprake is van misbruik van omstandigheden. Zij had een advocaat die haar niet op deskundige wijze heeft bijgestaan. Ten tijde van het sluiten van het convenant ging de vrouw gebukt onder een enorme psychische druk waarvoor zij hulp heeft gezocht. De man, die de afhankelijkheid van de vrouw kende, had naar de mening van de vrouw af moeten zien van de overeenkomst vanwege de voor hem kenbare nadelen die voor haar uit de overeenkomst voortvloeiden.
Redelijkheid en billijkheid
6. Gezien de duur van het huwelijk, de financiële ongelijkheid die op basis van het convenant is ontstaan, de deskundigheid van de man tegenover de ondeskundigheid van de vrouw, het feit dat er nagenoeg geen restverdiencapaciteit bij de vrouw is, de hoogte van de partner- en kinderalimentatie en het feit dat de man weigert inzage in alle financiële stukken te geven, acht de vrouw het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om haar aan de in het convenant neergelegde afspraken te houden.
7. De vrouw stelt dat zij gedwaald heeft omdat zij het convenant niet ondertekend zou hebben indien zij op het moment van ondertekening had geweten dat zij benadeeld werd, althans dat er bewust werd afgeweken van de wettelijke maatstaven. Hiertoe voert de vrouw onder meer aan dat de man haar onjuist heeft ingelicht over zijn financiële draagkracht, over de gevolgen van de pensioenverevening, en meer in het bijzonder over de waarde van de aandelen en de waarden van diverse onroerende zaken.
Ontbreken wilsovereenstemming
8. De vrouw stelt dat zij een verkeerde versie van het echtscheidingsconvenant heeft getekend omdat achteraf is gebleken dat zij haar handtekening heeft gezet onder de versie van de man terwijl zij er van uit is gegaan dat zij haar handtekening had gezet onder de versie die zij met haar toenmalige advocaat had besproken en had goedgekeurd.
Benadeling voor meer dan een kwart
9. De vrouw stelt dat zij op grond van het convenant voor meer dan een kwart is benadeeld en dat het convenant om die reden vernietigbaar is. Zij voert daartoe aan dat zij als deelgenoot omtrent de waarde van een of meer te verdelen goederen en schulden heeft gedwaald.
10. De man heeft de stellingen van de vrouw gemotiveerd betwist en stelt, zeer kort samengevat, dat het beroep van de vrouw op de ongeldigheid casu quo vernietigbaarheid van het convenant niet kan slagen omdat partijen volgens hem een rechtsgeldig echtscheidingsconvenant hebben ondertekend dat met behulp van deskundigen tot stand is gekomen.
11. Het hof stelt voorop dat een goede procesorde met zich brengt dat een appelschrift duidelijk moet zijn, in die zin dat helder dient te zijn tegen welke onderdelen van de bestreden beschikking de bezwaren in hoger beroep zijn gericht en dat voor de wederpartij duidelijk moet zijn waartegen hij of zij zich dient te verweren. In die zin deelt het hof de stelling van de man dat het appelschrift van de vrouw niet uitblinkt van duidelijkheid en als één grote puzzel moet worden gezien. Het appelschrift van de vrouw bevat drieëndertig pagina’s waarin niet per onderwerp een allesomvattend betoog wordt geformuleerd met daarop een toelichting maar waarin onderwerpen en toelichting deels door elkaar staan en bij elkaar gezocht moeten worden. Deze wijze van inrichten van het appelschrift komt dan ook voor rekening en risico van de vrouw. Wel staat vast dat de ondertekening van een verkeerd convenant de meest essentiële stelling van de vrouw is.
12. Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting verenigt het hof zich voor wat betreft de rechtsgeldigheid van het echtscheidingsconvenant met het oordeel van de rechtbank en de gronden waarop dat berust. Vast staat dat partijen langdurig hebben onderhandeld met bijstand van deskundigen. De advocaten van partijen hebben destijds veelvuldig contact met elkaar gehad en de vrouw is ook bijgestaan door fiscaal juristen. Onder leiding van de deskundigen zijn partijen uiteindelijk tot overeenstemming gekomen en het hof is van oordeel dat partijen gebonden zijn aan die overeenstemming. Het hof passeert de stelling van de vrouw dat er sprake is van een wilsgebrek omdat zij een andere versie heeft ondertekend dan die waarover partijen overeenstemming hadden, aangezien de vrouw haar stelling op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt. Het hof weegt mee dat de vrouw ter terechtzitting van het hof heeft erkend dat haar toenmalige advocaat het convenant en het ouderschapsplan op 31 december 2013 te 12.09 uur naar de notaris heeft gestuurd, zoals blijkt uit de door de man ter zitting overgelegde mailwisseling op 31 december 2013. De vrouw heeft ook ter terechtzitting erkend dat zij die mailwisseling kent. Bovendien heeft de advocaat van de man onbetwist gesteld dat de door de toenmalige advocaat van de vrouw verzonden versies overeen kwamen met de versies die zij heeft gekregen en dat met die versies als uitgangspunt nog de laatste onderhandelingen zijn gevoerd, zodat van een verkeerde versie geen sprake kan zijn.
De vrouw heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat er sprake is van misbruik van omstandigheden, dwaling of benadeling van meer dan een kwart en ook in zoverre verenigt het hof zich met het oordeel van de rechtbank en de gronden waarop dat berust. Weliswaar heeft de vrouw ter terechtzitting van het hof nog een cijfermatige toelichting willen geven ter onderbouwing van haar stelling met betrekking tot de benadeling van meer dan een kwart maar het hof acht een toelichting in zo een laat stadium tardief. Een dergelijke toelichting had – in het kader van een goede procesorde - in het beroepschrift moeten staan.