ECLI:NL:GHDHA:2016:728

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2016
Publicatiedatum
22 maart 2016
Zaaknummer
200.163.230/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake afgifte roerende zaken in kader van echtscheiding met aandacht voor bewijslastverdeling en goede procesorde

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat door de vrouw is ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, gewezen op 22 december 2014. De vrouw vordert de vernietiging van dit vonnis en de niet-ontvankelijkheid van de man, dan wel de vernietiging van de beslissing omtrent de afgifte van roerende zaken, waaronder een Vespa en sleutels van een Audi Q7. De man heeft incidenteel appel ingesteld en vordert toewijzing van zijn vorderingen uit eerste aanleg.

Het hof overweegt dat de vrouw stelt dat de man geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, wat door de man wordt betwist. Het hof concludeert dat de aard van de vordering in beginsel spoedeisend is, maar dat de man niet heeft aangetoond dat hij eigenaar is van de gevraagde goederen. Het hof oordeelt dat de vrouw niet gehouden is tot afgifte van de goederen en dat er geen grond is voor het opleggen van een dwangsom.

Daarnaast wordt ingegaan op de goede procesorde en het grievenstelsel. Het hof stelt vast dat de man niet voldoet aan de eisen van het grievenstelsel, waardoor hij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn incidenteel appel. Het hof compenseert de proceskosten, gezien de relationele aard van het conflict, en wijst af wat in hoger beroep meer of anders is gevorderd. Het arrest is gewezen op 19 januari 2016.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.163.230/01
Zaak- rolnummer rechtbank : C/09/477059 / KG ZA 14-1348

arrest van 19 januari 2016

inzake
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante, tevens incidenteel geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: voorheen mr. L. de Roode, thans mr. M.Y.M. Renken te Leiden,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde, tevens incidenteel appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. W.G.H. [de man] te Leiden.

Het verloop van het geding

Bij exploot van 19 januari 2015 is de vrouw in hoger beroep gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 22 december 2014 tussen de partijen gewezen.
In de appeldagvaarding heeft de vrouw 4 grieven geformuleerd.
Bij arrest van 3 maart 2015 heeft dit hof een comparitie van partijen gelast.
De man heeft voor memorie van antwoord gediend, tevens heeft hij incidenteel appel ingesteld.
De vrouw heeft een memorie van antwoord in het incidentele appel genomen.
De vrouw heeft haar procesdossier gefourneerd en arrest gevraagd.

De beoordeling van het hoger beroep

Algemeen

1.Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht gaat het hof uit van de door de rechtbank in het bestreden vonnis vastgestelde feiten.
2. Door de vrouw wordt gevorderd: dat het het hof behage te vernietigen het vonnis dat op 22 december 2014 door de voorzieningenrechter te Den Haag tussen partijen is gewezen en opnieuw rechtdoende, bij vonnis (het hof leest: bij arrest), voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de man alsnog niet-ontvankelijk te verklaren bij gebreke aan spoedeisendheid, dan wel, opnieuw rechtdoende, bij vonnis (het hof leest: bij arrest) en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, van genoemd vonnis van 22 december 2014 dat deel te vernietigen dat betrekking heeft op de afgifte van de roerende zaken aan de man en te vernietigen de beslissing omtrent de dwangsom, met veroordeling van de man in de kosten van beide instanties.
3. Door de man is in incidenteel appel gevorderd: dat het het hof moge behagen, zulks met vernietiging van het vonnis van de voorzieningenrechter d.d. 22 december 2014, dat de vorderingen zoals gedaan in het kort geding integraal worden toegewezen met inbegrip van de aanvulling c.q. vermeerdering van eis en dat de vrouw derhalve deze veroordelingen zal verkrijgen op straffe van een dwangsom zoals het hof deze gerechtvaardigd zal achten, met veroordeling van de vrouw in de kosten van de beide procedures.
4. De vrouw concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van de man in zijn incidenteel appel dan wel tot afwijzing van het incidenteel appel, kosten rechtens.

Spoedeisend belang

5. De vrouw stelt dat de man geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. Deze stelling is door de man betwist.
6. Het hof overweegt als volgt. Het maken van inbreuk op iemands eigendomsrecht is in beginsel onrechtmatig. De aard van deze vordering acht het hof in beginsel spoedeisend.

Procesverloop

7. De vrouw heeft geen belang bij de bespreking van grief 2. Mogelijke fouten of onvolkomenheden in eerst aanleg kunnen immers in appel worden hersteld.

Afgifte goederen

8. In haar derde grief maakt de vrouw er bezwaar tegen dat zij de navolgende goederen aan de man moet afgeven:
  • haar Vespa;
  • de sleutels van de Audi Q7;
  • de sleutels van de kluis;
  • de afstandsbediening van de garagedeur.
9. In haar toelichting heeft de vrouw onder meer het volgende gesteld:
  • de Vespa is haar eigendom en in haar bezit en is nimmer voor de VOF gebruikt;
  • de vrouw heeft niet de sleutels van de Audi Q7;
  • de vrouw is niet in het bezit van de kluissleutels;
  • de man heeft geen belang bij de afgifte van de afstandsbediening van de garage aangezien hij ook zelf een afstandsbeding heeft.
10. Naar het oordeel van het hof gaat de man niet concreet in op de grieven van de vrouw.
11. Het hof overweegt als volgt. Degene die het bezit heeft van het goed wordt vermoed eigenaar te zijn. De vrouw stelt dat zij het bezit heeft van de Vespa. Nu de man niet heeft bewezen dat hij eigenaar is van de Vespa of dat het eigendom van de Vespa toebehoort aan de VOF treft de grief op dit onderdeel doel. De vrouw stelt dat zij niet in het bezit is van de sleutels van de Audi Q7 en de kluissleutels. Op de man rust dan de bewijslast aan te tonen dat de vrouw de sleutels ook daadwerkelijk heeft. Een procedure in kort geding leent zich niet voor een bewijsopdracht. Ook dit onderdeel van de grief treft doel. Niet is bestreden dat de garage aan partijen in mede-eigendom toebehoort. Als mede-eigenaar heeft de vrouw eveneens het recht om gebruik te maken van de garage. Naar het oordeel van het hof is er geen rechtsgrond voor afgifte van de bij de vrouw in het bezit zijnde afstandsbediening van de garage. Ook in zoverre treft de grief derhalve doel.

Dwangsom

12. Nu de vrouw niet gehouden is tot afgifte van de hiervoor genoemde goederen is er eveneens geen grond meer voor het opleggen van een dwangsom. Grief 4 treft eveneens doel.

Goede procesorde

13. De vrouw stelt in punt 1 van haar memorie van antwoord in het incidenteel appel: “Uit het onsamenhangende en emotionele betoog die de memorie van antwoord tevens incidenteel appel van [de man] weergeeft, is geen enkele grief in incidenteel appel te destilleren. ....... Onduidelijk is welke gronden [de man] aanvoert tegen het vonnis van de eerste rechter. Door enkel aan te geven dat de gehele zaak opnieuw en in zijn geheel door uw hof zal moeten worden behandeld, voldoet [de man] niet aan de eisen van het grievenstelsel en dient [de man] primair niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn incidenteel appel.”.
14. Het hof overweegt als volgt. Uit de essentiële functie die het grievenstelsel vervult in het procesrecht in hoger beroep, volgt dat een appel zonder grieven in beginsel niet-ontvankelijk wordt verklaard. Een goede procesorde brengt met zich mede dat degene die appelleert zijn bezwaren tegen de bestreden uitspraak voldoende duidelijk naar voren brengt. De grieven hoeven niet aan een bepaalde vorm te voldoen. Als een appellant volstaat met een lopend betoog waarin hij uiteenzet welke bezwaren hij tegen de bestreden uitspraak heeft, ligt het op de weg van het hof zelf de grieven te formuleren die het daarin leest.
15. Het hof leest in het betoog van de man dat hij het er niet mee eens is dat de vordering met betrekking tot de dochter van de vrouw – die bij de man woont – niet is toegewezen. Het hof is met de voorzieningenrechter van oordeel dat nu de man geen gezag heeft over de minderjarige de grondslag voor zijn vordering ontbreekt.
16. Voor het overige leest het hof geen grieven in het betoog van de man. De man dient derhalve voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn incidentele appel.

Proceskosten

17. Gezien het feit dat er sprake is van een conflict in de relationele sfeer acht het hof het redelijk en billijk om de proceskosten te compenseren.

Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 22 december 2014 tussen de partijen gewezen en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog af hetgeen de man in eerste aanleg heeft gevorderd;
verklaart de man, behalve voor wat betreft de vordering met betrekking tot de dochter van de vrouw, niet-ontvankelijk in zijn incidenteel appel;
compenseert de proceskosten en wel in die zin dat ieder der partijen zijn eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen in hoger beroep meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. Labohm, J.A. van Kempen en A.E. Sutorius-van Hees en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2016 in aanwezigheid van de griffier.