8.9Nu de (gecorrigeerde) peilmetingen wijzen op handhaven van het -2,22 m NAP peil binnen de normale marge en niet is komen vast te staan dat het Hoogheemraadschap ter plaatse structureel een hoger peil nastreefde, is er onvoldoende grond voor het oordeel dat het Hoogheemraadschap zijn zorgplicht ten aanzien van het peil heeft geschonden. Het Hoogheemraadschap kan daarom ook niet verweten worden dat het ten onrechte geen structurele verbeteringen heeft gerealiseerd om voor een peil van 2,22 m NAP in peilvak 31a te zorgen.
10. Ter onderbouwing van zijn vierde grief heeft [appellant] nog aangevoerd, ondersteund door het rapport van MSP, dat het maaiveld in 40 jaar met slechts 7 centimeter is gedaald, minder dan de peildaling, zodat bodemdaling van het perceel niet de oorzaak van de wateroverlast in de hofstede en het omliggende land kan zijn. Echter, wat de oorzaak van wateroverlast wel is (anders dan een voor het perceel van [appellant] te hoog streefpeil) is niet voldoende gemotiveerd naar voren gebracht. De stuw nabij de Gravekoopsedijk kan niet als oorzaak voor de wateroverlast en onzorgvuldig peilbeheer worden aangewezen, omdat, zoals hiervoor uit 8.4 blijkt, het peil
nahet aanbrengen van de stuw binnen de marge rond -2,22 m NAP is gebleven. Indien het al zo zou zijn (het Hoogheemraadschap heeft dat betwist) dat het perceel van [appellant] vóór 2006 minder wateroverlast had omdat het water toen nog kon wegvloeien naar Abessinië waar een peil van 2,40 m NAP gewenst werd, kan dit niet tot het aannemen van een onrechtmatige daad leiden, omdat het peil na 2006 aan Ter Borgs zijde van de stuw op 2,22 m NAP is gehandhaafd conform het Peilbesluit. Onder overwegingen 4 is reeds overwogen dat het hof uit moet gaan van de juistheid van het Peilbesluit.
11. Wanneer een ingeland meldingen doet van wateroverlast op zijn perceel, brengt de zorgplicht van het Hoogheemraadschap met zich dat het adequaat reageert. In de onderhavige zaak heeft het Hoogheemraadschap op de klachten gereageerd door ter plaatse metingen en onderzoek te (laten) doen. Omdat het onderzoek uitwees dat het Hoogheemraadschap een peil van -2,22 m NAP handhaafde en het dit ingevolge het Peilbesluit ook behoorde te doen, kan niet aan het Hoogheemraadschap worden verweten dat het verder geen concrete maatregelen heeft genomen.
12. De grieven 1 tot en met 4 stuiten op al het voorgaande af.
13. Ook de vijfde grief inzake beroep op het eigendomsrecht als bedoeld in artikel 1 EP, stuit daarop af. Immers, het betoog van [appellant] dat de feitelijke overschrijdingen van het peil stevig en te vergaand ingrijpen in zijn recht een inkomen uit het perceel te vergaren en in zijn recht op gebruik en bezit van het onroerend goed, mist feitelijke grondslag nu niet vaststaat dat er dergelijke feitelijke overschrijdingen van het peil zijn. Deze grief is dus ongegrond.
14. De zesde grief, waarmee [appellant] opkomt tegen de kostenveroordelingen, deelt het lot van de andere grieven.
15. Het hof passeert het bewijsaanbod van [appellant], nu de door hem ten bewijze aangeboden stellingen (deels) als niet betwist vaststaan of niet relevant voor de uitkomst kunnen zijn (zoals aangaande niet ingeklonken gronden of de bodemdaling, nalaten van beheersmaatregelen, buitensporige waterlast en schade) en (deels) onvoldoende concreet zijn mede in het licht van al hetgeen reeds in het geding is gebracht (zoals aangaande peilstanden, beheersmarge, externe factoren, invloed van de stuw, toerekenbare tekortkoming).
16. De conclusie is dat de grieven falen. Het vonnis zal worden bekrachtigd. [appellant] dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten.