Uitspraak
uitspraak d.d. 9 maart 2016
[X] te [Z] , belanghebbende,
de heffingsambtenaar van de gemeente [H] , de heffingsambtenaar,
Beschikking, aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
Loop van het geding in hoger beroep
Vaststaande feiten
Oordeel van de Rechtbank
.Dat er ook sprake is van verschillen tussen de onroerende zaak en de vergelijkingsobjecten maakt niet dat vergelijken niet mogelijk is. In dit verband merkt de rechtbank op dat de gehanteerde vergelijkingsobjecten niet identiek aan de onroerende zaak hoeven te zijn en dat het voor de onroerende zaak als de onderhavige, een oude woning met bouwjaar 1700, lastig is om objecten te vinden waarbij alle waardebepalende factoren overeen komen. Uit de referentiematrix blijkt voorts dat de taxateur voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de onroerende zaak door correcties toe te passen ten aanzien van de ligging, kwaliteit en onderhoud. Tevens heeft de taxateur voor de onroerende zaak een aanzienlijk lagere kubieke meter- en vierkante meterprijs gehanteerd in vergelijking met de vergelijkingsobjecten. De omstandigheid dat bij een vergelijking met kleinere objecten er standaard een groter waardeverschil ontstaat in de kubieke meterprijs is inherent aan het gegeven van de afnemende meeropbrengst. Anders dan [belanghebbende] stelt, kan de omstandigheid dat hij in 2001, 2005 en 2009 - eveneens met succes - bezwaar heeft gemaakt tegen de waardering van de onroerende zaak omdat [de heffingsambtenaar] onvoldoende rekening had gehouden met de waardebepalende factoren, niet worden gebruikt ter onderbouwing van zijn standpunt dat dit ook thans het geval is. Voor zover [belanghebbende] verwijst naar de verkoopadvertenties van de vergelijkingsobjecten [A] en [B] , overweegt de rechtbank dat hiermee onvoldoende is onderbouwd dat de in de referentiematrix opgenomen waardering van de factoren onderhoud (beide 3) en kwaliteit (3 respectievelijk 4) van deze vergelijkingsobjecten onjuist is.