ECLI:NL:GHDHA:2016:608

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2016
Publicatiedatum
8 maart 2016
Zaaknummer
22-003648-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met taakstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de verdachte voor mishandeling. De verdachte was eerder door de politierechter in de rechtbank Rotterdam veroordeeld tot een taakstraf van 112 uren, subsidiair 56 dagen hechtenis, en moest een schadevergoeding van € 186,40 betalen aan de benadeelde partij. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde mishandeling, maar heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. De verdachte heeft op 1 september 2013 in Rotterdam de benadeelde partij meermalen mishandeld, wat heeft geleid tot letsel en pijn. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, met de mogelijkheid van 10 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft ook de verplichting opgelegd aan de verdachte om het schadebedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003648-15
Parketnummer: 10-190321-14
Datum uitspraak: 20 januari 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 13 augustus 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1985,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
6 januari 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 112 uren, subsidiair 56 dagen hechtenis.
Voorts is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde partij], toegewezen tot een bedrag van € 186,40 en is aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde partij], opgelegd tot een bedrag van
€ 186,40, subsidiair 3 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 september 2013 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, voornoemde [benadeelde partij]
- met een (glazen)pot (pindakaas), althans een hard
voorwerp, in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het
hoofd, heeft geslagen en/of
- in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het lichaam,
heeft geschopt en/of getrapt en/of
- een kopstoot heeft gegeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 1 september 2013 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij]), meermalen, althans eenmaal,
- met een (glazen)pot (pindakaas), althans een hard
voorwerp, in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het
hoofd, heeft geslagen en/of
- in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het lichaam,
heeft geschopt en/of getrapt en/of
- een kopstoot heeft gegeven,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en het betoog van de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd.
De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem primair is ten laste gelegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks1 september 2013 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon(te weten [benadeelde partij]),meermalen, althans eenmaal,
- met een (glazen)pot (pindakaas), althans een hardvoorwerp, in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het

hoofd, heeft geslagen en/of

- in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het lichaam,
heeft geschopt en/of getrapten/of
- een kopstoot heeft gegeven,
waardoor dezeletsel heeft bekomen en/ofpijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verweren ten aanzien van de strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de verdachte ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde, de mishandeling van
[benadeelde partij], een beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt en derhalve van alle rechtsvervolging behoort te worden ontslagen. Hij heeft in dit verband betoogd dat de verdachte zich alleen heeft verdedigd nadat hij was aangevallen door [benadeelde partij].
Het hof verwerpt dit verweer, nu uit het onderzoek geen feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen die aannemelijk maken, dat ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit sprake was van een ogenblikkelijke, dan wel onmiddellijk dreigende, wederrechtelijke aanranding waartegen de verdachte zich diende te verdedigen, nu de verdachte, blijkens de verklaringen van aangever [benadeelde partij] en diens vriendin mevrouw [getuige], zelf de confrontatie heeft gezocht met aangever.
Dienaangaande blijkt uit de verklaring van getuige S. den Drijver dat aangever de verdachte rondom zijn nek
vast had, maar dat hij verdachte heeft losgelaten nadat Den Drijver dat tegen aangever had gezegd.
Vervolgens heeft de verdachte toen, nadat hij was losgelaten, aangever geschopt en/of getrapt, op de wijze zoals is bewezenverklaard.
De verdachte heeft aldus zelf (opnieuw) de confrontatie met de aangever opgezocht, zodat geen sprake is van een noodweersituatie.
Om die reden kan ook het beroep op noodweerexces niet slagen.
Nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde dan wel de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, is zowel het bewezen verklaarde als de verdachte strafbaar.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:

Mishandeling.

Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast veroorzaken misdrijven als de onderhavige gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 december 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder vele malen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder voor geweldsdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is, mede gelet op de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals ter terechtzitting in hoger beroep gebleken, van oordeel dat het feit met een onvoorwaardelijke taakstraf kan worden afgedaan en dat die straf, van na te melden duur, een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 186,40.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van € 186,40.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het subsidiair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 186,40 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 186,40 (honderdzesentachtig euro en veertig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 186,40 (honderdzesentachtig euro en veertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. S.K. Welbedacht,
mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. D.M. Thierry, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 januari 2016.