ECLI:NL:GHDHA:2016:606

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2016
Publicatiedatum
8 maart 2016
Zaaknummer
22-0031004-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een ambtenaar en openlijke geweldpleging in een supermarkt

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte is beschuldigd van belediging van een ambtenaar in functie en openlijke geweldpleging tegen een medewerker van een supermarkt. De feiten vonden plaats op respectievelijk 21 mei 2015 en 22 december 2013. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beledigen van een agent van de Politie Eenheid Den Haag door beledigende woorden te uiten, en aan openlijke geweldpleging in een supermarkt, waar hij samen met een mededader geweld heeft gepleegd tegen een andere persoon.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, die voorwaardelijk is, en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank heeft het eerdere vonnis vernietigd omdat het hof zich niet kon verenigen met de beslissing van de politierechter. De verdachte heeft eerder strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen is in de strafmaat. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gegrond verklaard, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden.

De uitspraak benadrukt het belang van respect voor het openbaar gezag en de noodzaak om ambtenaren in hun functie te beschermen tegen beledigingen en geweld. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003104-15
Parketnummers: 09-098376-15, 09-011319-14 en
09-057422-12 (Tul)
Datum uitspraak: 25 februari 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 9 juli 2015 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1993,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 11 februari 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het bij dagvaarding onder parketnummer 09-098376-15 en van het bij dagvaarding onder parketnummer 09-011319-14 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van de bij vonnis van 10 april 2012 van de politierechter in de rechtbank Den Haag voorwaardelijk opgelegde geldboete.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, bij beide voormelde dagvaardingen achtereenvolgens en door het hof doorlopend genummerd, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 mei 2015 te 's-Gravenhage opzettelijk een ambtenaar, [benadeelde partij 1] (agent van Politie Eenheid Den Haag), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen (in het Turks en/of Arabisch): "Kahbe" (waarvan de Nederlandse vertaling "hoer" is), althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 22 december 2013 te 's-Gravenhage met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten een supermarkt, althans een winkel gelegen aan de Elandstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon (te weten [benadeelde partij 2]), welk geweld bestond uit het vastpakken en/of het duwen en/of het slaan van die persoon;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 december 2013 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij 2]) een of meer ke(e)r(en) heeft geslagen, waardoor voornoemde persoon letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks21 mei 2015 te 's-Gravenhage opzettelijk een ambtenaar, [benadeelde partij 1] (agent van Politie Eenheid Den Haag), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar bediening, in
zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door
hem/haar de woorden toe te voegen (in het Turks en
/ofArabisch): "Kahbe" (waarvan de Nederlandse vertaling "hoer" is
), althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op
of omstreeks22 december 2013 te 's-Gravenhage met een ander
of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats ofin een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten een supermarkt,
althans een winkelgelegen aan de Elandstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon (te weten [benadeelde partij 2]), welk geweld bestond uit het vastpakken en
/ofhet duwen en
/ofhet slaan van die persoon.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van een ambtenaar in functie. Door aldus te handelen heeft hij ervan blijk gegeven geen respect te hebben voor het openbaar gezag. Ambtenaren met een publieke taak moeten kunnen functioneren zonder daarbij geconfronteerd te worden met beledigingen vanuit het publiek.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen een medewerker van een supermarkt. Zodoende heeft de verdachte met zijn mededader een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien versterkt een feit als het onderhavige de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de openlijk geweldpleging meer een schermutseling, een stoeimoment betrof, zodat daarmee rekening moet worden gehouden bij het bepalen van de hoogte van de straf.
Het hof ziet dit anders. Uit de camerabeelden blijkt dat de aanvaring tussen de verdachte, zijn mededader en het slachtoffer enkele minuten duurt, dat duidelijk een 2-tegen-1 actie is te zien, waarbij het slachtoffer onder andere hard tegen de winkelwagentjes wordt aangeduwd en dat dit alles geschiedt midden in een drukbezocht filiaal van Albert Heijn, waarbij mensen hebben moeten uitwijken en waarbij ook kinderen aanwezig zijn geweest. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om de straf te matigen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 januari 2016, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof heeft tevens acht geslagen op het reclasseringsadvies d.d. 15 mei 2014.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 10 april 2012 onder parketnummer 09-057422-12 is de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 250,= voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met bevel dat die geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14g, 22c, 22d, 57, 63, 141, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Den Haag van 10 april 2012, onder parketnummer
09-057422-12, te weten van:
een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. S.K. Welbedacht,
mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. M.J.J. van den Honert, in bijzijn van de griffier mr. R.S. Wijkstra.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 februari 2016.
Mr. M.J.J. van den Honert is buiten staat dit arrest te ondertekenen.