ECLI:NL:GHDHA:2016:470

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2016
Publicatiedatum
29 februari 2016
Zaaknummer
200.125.563/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in Dexiazaak met betrekking tot oneerlijke contractbedingen

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Den Haag, betreft het een hoger beroep in de Dexiazaak. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.B. Maliepaard, heeft het hof verzocht om een oordeel over de oneerlijkheid van bepaalde bedingen in de overeenkomst met Dexia Nederland B.V., vertegenwoordigd door mr. I.M.C.A. Reinders Folmer. Het hof heeft eerder op 20 januari 2015 een arrest gewezen en in dat arrest is Dexia in de gelegenheid gesteld om haar standpunt over artikel 2 van de overeenkomst nader toe te lichten. Dit artikel wordt betwist in het kader van de Richtlijn 93/13, die criteria stelt voor de beoordeling van de eerlijkheid van contractuele bedingen.

Het hof heeft kennisgenomen van een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 15 december 2015, waarin prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld over de (on)eerlijkheid van bedingen in vergelijkbare zaken. Het hof in Den Haag heeft besloten om de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van de antwoorden van de Hoge Raad op deze vragen. Dit is gedaan om te voorkomen dat er in vergelijkbare zaken uiteenlopende uitspraken worden gedaan. Het hof verwacht dat de Hoge Raad in juli 2016 zal antwoorden, waarna partijen de gelegenheid krijgen om te reageren.

De beslissing van het hof houdt in dat de zaak is verwezen naar de rol van 6 september 2016 voor het nemen van akte aan de zijde van Dexia, met het doel om te reageren op de antwoorden van de Hoge Raad. Iedere verdere beslissing is aangehouden totdat de Hoge Raad zijn oordeel heeft gegeven.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.125.563/01
Zaaknummer rechtbank : 1126262 / CV EXPL 11-12721

arrest d.d. 12 januari 2016

inzake

[appellant],

wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Bleiswijk, gemeente Lansingerland,
tegen

Dexia Nederland B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Dexia,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

Het verloop van het geding

1.1
Voor het verloop van het geding tot 20 januari 2015 verwijst het hof naar zijn arrest van die datum.
1.2
Ingevolge dat arrest heeft Dexia een akte na tussenarrest genomen en [appellant] een antwoordakte na tussenvonnis.
1.3
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en is arrest gevraagd.

De beoordeling van het hoger beroep

2.1
Bij het tussenarrest is Dexia in de gelegenheid gesteld om haar standpunt dat artikel 2 van de overeenkomst geen onredelijk beding is nader toe te lichten en met cijfers te onderbouwen.
2.2
Inmiddels heeft het gerechtshof Amsterdam bij arrest van 15 december 2015, zaaknummer 200.123.722/01 bekend gemaakt dat hij, gezien de gerezen twijfels over de (on)eerlijkheid van bedingen als artikel 6 van de Bijzondere voorwaarden en het feit dat deze kwestie niet alleen in de onderhavige zaak maar ook in een groot aantal andere aan het hof (en ook aan andere gerechten, zo is het hof uit eigen wetenschap bekend) ter beoordeling voorgelegde zaken onderwerp van geschil is, voornemens is prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen. Deze vragen zijn bedoeld om het hof in staat te stellen om, met behulp van de daarop te geven antwoorden, in deze en andere concrete zaken te beslissen of artikel 6 Bijzondere voorwaarden een beding is dat uit het oogpunt van de in de Richtlijn 93/13 gegeven criteria oneerlijk is en dus buiten toepassing dient te blijven.
2.3
Ook in deze zaak is de vraag aan de orde of een vergelijkbaar beding, artikel 2 van de overeenkomst, uit het oogpunt van de in de Richtlijn gegeven criteria oneerlijk is.
Het hof wil voorkomen dat in onderling vergelijkbare zaken uiteenlopende uitspraken worden gewezen. Hij acht het daarom aangewezen de antwoorden van de Hoge Raad op de prejudiciële vragen af te wachten alvorens verder wordt geprocedeerd.
2.4
Als de Hoge Raad de vragen heeft beantwoord, zullen partijen, te beginnen met Dexia daarop bij akte kunnen reageren. Het hof zal er veronderstellenderwijs vanuit gaan dat de Hoge Raad in juli 2016 de vragen beantwoordt en de zaak dus verwijzen naar de rol van dinsdag 6 september 2016.
2.5
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

Beslissing

Het hof:
- verwijst de zaak naar de rol van 6 september 2016 voor het nemen van akte aan de zijde van Dexia met het doel zoals vermeld in rechtsoverweging 2.4 van dit arrest;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M. Olthof, A.J.M.E. Arpeau en M.H. van der Woude en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 januari 2016 in aanwezigheid van de griffier.