In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Turkije in 1979, werd beschuldigd van het opzettelijk beledigen van politieambtenaren tijdens de uitoefening van hun functie. De tenlastelegging betrof beledigende uitspraken die de verdachte op 12 januari 2013 in Rotterdam had gedaan tegen twee hoofdagenten. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 550, subsidiair 11 dagen hechtenis. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van dit vonnis, maar het hof oordeelde dat het vonnis niet in stand kon blijven. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de beledigende uitlatingen had gedaan, ondanks zijn verweer dat hij geen beledigende intentie had. Het hof oordeelde dat de uitlatingen de eer en goede naam van de verbalisanten aantastten en het gezag van de politie ondermijnden. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een geldboete van € 400,00, bij gebreke van betaling te vervangen door 8 dagen hechtenis. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en concludeerde dat de opgelegde straf een passende reactie was op het gedrag van de verdachte.