ECLI:NL:GHDHA:2016:449

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2016
Publicatiedatum
26 februari 2016
Zaaknummer
BK-15/00279
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de heffingsgrondslag van leges voor omgevingsvergunning na brand en verbouwing

In deze zaak gaat het om een geschil over de heffingsgrondslag van leges die zijn opgelegd aan belanghebbende voor een omgevingsvergunning na een brand in zijn pand. Belanghebbende, eigenaar van het pand [Y] en [B], heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor de verbouwing van de zolderverdieping tot twee studio-appartementen na een brand die aanzienlijke schade aan het pand heeft veroorzaakt. De heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag heeft leges geheven op basis van de totale kosten van het project, terwijl belanghebbende van mening is dat de heffingsgrondslag enkel de kosten van de verbouwing van de zolderverdieping zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep is gegaan.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft het Hof vastgesteld dat de kosten van de verbouwing van de zolderverdieping op € 45.000 inclusief BTW kunnen worden gesteld, maar dat de heffingsambtenaar leges heeft geheven over de totale kosten van het project, die op € 108.000 inclusief BTW zijn vastgesteld. Het Hof oordeelt dat de aanvraag van de omgevingsvergunning betrekking heeft op het gehele project en dat de heffingsambtenaar de aanvraag terecht heeft beoordeeld voor het gehele project, inclusief de niet-vergunningplichtige onderdelen. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-15/00279

Uitspraak d.d. 24 februari 2016

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

en
de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, de heffingsambtenaar,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 februari 2015, nummer SGR 14/9812, betreffende de onder 1.1 vermelde aanslag.

Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij schriftelijke kennisgeving van 6 juni 2014 van belanghebbende leges ten bedrage van € 5.674,40 gevorderd (hierna: de aanslag). De aanslag is opgelegd ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor werkzaamheden aan het pand [Y] te [A] .
1.2.
Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. Bij de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de aanslag verminderd tot € 4.463,25.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. Ter zake daarvan is een griffierecht geheven van € 45.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.
Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 123. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
2.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 13 januari 2016, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

3.1.
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak [Y] en [B] (hierna: het pand).
3.2.
In de nacht van 25 november 2013 is er brand uitgebroken in het pand. Vóór de brand bestond het pand uit twee woonlagen met op elke woonlaag twee appartementen. De vier appartementen werden door belanghebbende verhuurd. Boven de tweede woonlaag bevond zich een derde (zolder)verdieping (hierna: de zolderverdieping), die in gebruik was als opslag.
3.3.
De brand heeft grote schade aan het pand aangericht. De appartementen, de opslagruimte en het dak waren volledig vernield. Het duurde vijf maanden voordat de verzekeraar tot vergoeding van de door de brand aangerichte schade overging. Daarna heeft belanghebbende de herbouw van het pand ter hand genomen. Belanghebbende besloot om bij de herbouw van de zolderverdieping een derde woonlaag, bestaande uit twee (studio-)appartementen, te maken.
3.4.
Op 21 februari 2014 heeft belanghebbende een omgevingsvergunning aangevraagd. Daarin is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

"Aanvraaggegevens

(…)
Aanvraagnaam Splitsen [Y]
(…)
Projectomschrijving Het splitsen van de bovenwoning in 5 appartementen.
(…)
Kosten
Bouwen

Overige veranderingen

Wat zijn de geschatte kosten in euro's (exclusief BTW)? 110000

Projectkosten

Wat zijn de geschatte kosten voor het totale project in euro's (exclusief BTW)? 110000"
3.5.
De gemeente Den Haag heeft de gevraagde omgevingsvergunning op 19 mei 2014 verleend.
3.6.
Bij brief van 10 april 2014 heeft [C] , Projectinspecteur, namens het college van burgemeester en wethouders van Den Haag onder meer het volgende aan belanghebbende medegedeeld:
"Op 21 februari 2014 hebben wij een aanvraag om omgevingsvergunning ontvangen voor het verbouwen van de woningen [Y] en [B] in 6 woningen.
De door u opgegeven / geraamde kosten bedragen €133.100,00 incl. btw.
Wij delen u mede dat na controle van de opgegeven kosten het totaalbedrag is vastgesteld op € 141.551,00
Voor de onderbouwing van de vastgestelde kosten verwijzen wij u naar de bij deze brief gevoegde bijlage.
De legesnota is gebaseerd op het door ons vastgestelde totaalbedrag."
3.7.
De aanslag luidt, voor zover hier van belang:
Onderdeel
tarieventabel (…)
Soort heffing/
omschrijving
Heffingsgrondslag
Tarief
Bedrag
2.1.1.
Omgevingsvergunning bouwactiviteit : Het verbouwen van de woningen [Y] en [B] in 6 woningen
(…)
€ 141.551
3,610 %
5.109,95
2.3.2.
Omgevingsvergunning buitenplanse kleine afwijking met bouw-activiteit (…): Het verbouwen van de woningen [Y] en [B] in 6 woningen
1
€ 564,45
564,45
Totaal te betalen €
5.674,40
3.8.
Bij de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de heffingsgrondslag van de leges nader vastgesteld op € 108.000 inclusief BTW en de aanslag verminderd tot € 4.463,25.

De Verordening

4. De raad van de gemeente Den Haag heeft in zijn openbare vergadering van 22 november 2012 de Legesverordening omgevingsvergunning 2013 (hierna: de Verordening) vastgesteld. Blijkens de inhoud van de gedingstukken zijn de Verordening en de wijziging daarvan op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt. In de Verordening is, voor zover in hoger beroep van belang, het volgende opgenomen:

"Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam “leges” worden rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of handelingen zijn verricht.
(…)
Artikel 7 Tijdstip van ontstaan van de belastingschuld en termijnen van betaling
1. De leges zijn verschuldigd bij het aanvragen van een in deze verordening omschreven dienst.
(…).

Tarieventabel behorende bij de Legesverordening omgevingsvergunning 2013

(…)

Afdeling 2Omgevingsvergunning

Art. Omschrijving
2 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een project: (…)
2.1
Bouwactiviteiten
2.1.1
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft
op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a,
van de Wabo bedraagt het tarief: 3,61%
van de bouwkosten van het uit te voeren bouwwerk, berekend over
elk geheel bedrag van € 50,00 met een minimum van € 112,85
en een maximum van € 2.500.000.
(…)
2.3.2
Indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van
toepassing is (buitenplanse kleine afwijking) € 564,45
(…)"

Geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

5.1.
In geschil is de aanslag. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de heffingsgrondslag van de leges gelijk is aan de kosten van het gehele in de aanvraag omschreven project dan wel gesteld dient te worden op de kosten van de verbouw van de zolderverdieping tot twee (studio-)appartementen.
5.2.
De op de voet van § 2.3.2 van de Tarieventabel geheven leges van € 564,45 zijn niet in geschil. Evenmin is in geschil dat de kosten van het gehele project € 108.000 inclusief BTW bedragen. Ter zitting van het Hof hebben partijen verklaard dat de kosten van de verbouw van de zolderverdieping op € 45.000 inclusief BTW kunnen worden gesteld.
5.3.
Belanghebbende neemt het standpunt in dat de heffingsgrondslag van de leges
€ 45.000 bedraagt. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft hij – samengevat – het volgende aangevoerd. De leges zijn verschuldigd over de kosten van vergunningplichtige bouwwerkzaamheden. Alleen voor de verbouw van de zolderverdieping tot twee (studio-)appartementen is een omgevingsvergunning vereist. De heffingsgrondslag van de leges dient daarom te worden verlaagd tot de kosten van de verbouw van de zolderverdieping.
5.4.
De heffingsambtenaar neemt het standpunt in dat de aanslag, zoals deze luidt na vermindering bij de uitspraak op bezwaar, niet tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Naar zijn opvatting is belanghebbende leges verschuldigd over de kosten van het gehele project waarvoor hij een omgevingsvergunning heeft gevraagd, dus ook voor onderdelen van het project waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist, zo daarvan al sprake is.

Conclusies van partijen

6.1.
Belanghebbende concludeert in hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en van de uitspraak op bezwaar alsmede tot vermindering van de aanslag tot één berekend naar een heffingsgrondslag van € 45.000.
6.2.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Oordeel van de rechtbank

7. De rechtbank heeft – voor zover in hoger beroep van belang – omtrent het geschil overwogen:
"4. In geschil is of de leges ter zake van de aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwactiviteit tot een juist bedrag zijn vastgesteld. Meer specifiek is in geschil of de hoogte van de bouwkosten juist is vastgesteld. De leges van € 564,45 zijn niet in geschil.
(…)
7. Niet in geschil is dat de aanvraag van [belanghebbende] voor het verlenen van een omgevingsvergunning bouwactiviteit in behandeling is genomen. Derhalve heeft het belastbare feit zich voorgedaan en is [belanghebbende] leges verschuldigd geworden.
8. De leges worden berekend over de bij de aanvraag aangegeven aanneemsom of raming van de kosten van het werk (begroting), mits deze door de heffingsambtenaar wordt goedgekeurd. Indien bij de aanvraag geen begroting is overgelegd, of indien de overgelegde begroting niet wordt goedgekeurd, worden de vermoedelijke kosten van het werk door de heffingsambtenaar geschat en worden daarnaar de verschuldigde leges berekend. Bij de berekening van de kosten wordt uitgegaan van de prijs, welke aan een derde in het economische verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk (zie Hoge Raad 9 oktober 1991, nr. 27.576, BNB 1991/338).
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [de heffingsambtenaar] aan de hand van de aanvraag, de (aangepaste) offerte, de notitie en de toelichting ter zitting aannemelijk gemaakt dat de bouwsom niet op een te hoog bedrag is vastgesteld. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
De rechtbank begrijpt het standpunt van [belanghebbende] aldus, dat onder de kosten van het bouwwerk in dit verband alleen de kosten van de werkzaamheden van de zolderverdieping begrepen moeten worden, omdat alleen deze etage nieuw is ten opzichte van de situatie vóór de brand.
[De heffingsambtenaar] heeft dit weersproken en hiertegen ingebracht dat na de brand ook de eerste en tweede verdieping zijn gerenoveerd door de inrichting van deze verdiepingen aan te passen aan de eisen van de tijd, reden waarom de kosten daarvan onder de bouwkosten begrepen moeten worden. Ter zitting heeft [belanghebbende] erkend dat voormelde renovaties zijn voorzien in de bouwactiviteit. Gelet hierop heeft [de heffingsambtenaar] naar het oordeel van de rechtbank zich terecht op het standpunt gesteld dat ook laatstgenoemde kosten begrepen moeten worden onder de kosten van het werk.
10. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding."

Beoordeling van het hoger beroep

8.1.
Op grond van de Verordening kunnen leges worden geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, een en ander zoals genoemd in de verordening en de daarbij behorende tarieventabel. In het onderhavige geval is, ingevolge artikel 2 van afdeling 2 van de tarieventabel (zie onder 4), de verstrekte dienst het in behandeling nemen van een aanvraag van een omgevingsvergunning.
8.2.
Belanghebbende heeft de aanvraag van de omgevingsvergunning uitgestrekt tot het gehele project. Uit de aanvraag blijkt niet dat hij deze heeft willen beperken tot de vergunningplichtige werkzaamheden. Dat in de aanvraag als aanneemsom of raming van de kosten (exclusief omzetbelasting) van het project een bedrag van € 110.000 is vermeld, laat – zonder nadere toelichting, welke niet in of bij de vergunningsaanvraag is gegeven – geen ruimte voor de veronderstelling dat belanghebbende niet voor het gehele project, maar slechts voor de vergunningplichtige onderdelen daarvan – zo deze onderdelen al op een toetsbare wijze van de overige werkzaamheden van het project kunnen worden onderscheiden – een vergunning wilde aanvragen. Dit brengt naar het oordeel van het Hof mee dat de heffingsambtenaar de aanvraag moest beoordelen voor het gehele project, inclusief de (eventuele) niet-vergunningplichtige onderdelen.
8.3.
Belanghebbende heeft nog gesteld dat hij het gehele project in de vergunningaanvraag heeft betrokken enkel omdat hij daarmee wilde bereiken dat elk appartement een eigen huisnummer kreeg. Dit brengt het Hof niet tot een ander oordeel omdat de intentie die belanghebbende stelt bij het indienen van de aanvraag te hebben gehad – welke intentie overigens niet uit de aanvraag blijkt – onverlet laat dat belanghebbende voor het gehele project een omgevingsvergunning heeft aangevraagd en dat de heffingsambtenaar de aanvraag heeft beoordeeld en ook heeft moeten beoordelen voor het gehele project.
8.4.
Gelet op het vorenoverwogene is het hoger beroep ongegrond en zal het Hof beslissen zoals hierna is vermeld.

Proceskosten

9. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. G.J. van Leijenhorst, mr. J.J.J. Engel en mr. O.C.R. Marres, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.A. Brits. De beslissing is op 24 februari 2016 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.