Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.de stichtingSTICHTING RESTSCHULD EERLIJK DELEN,
[geïntimeerde sub 2], tevens h.o.d.n. Uitgeverij Boektotaal,
1.de coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK MAASTRICHT E.O. U.A.,
COÖPERATIEVE RABOBANK ZEEUWS-VLAANDEREN U.A.,
COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BOERENLEENBANK B.A., statutair gevestigd te Amsterdam,
Pleitnota in
Appel; de pleitnota’s uit de eerste aanleg zullen hierna worden afgekort tot: PE).
De Verpanding’ aan het hof toegestuurd.
De Verpanding’ (hierna: het boek) aan de pers gepresenteerd. Daarna is het boek verspreid. In de colofon van het boek staat vermeld dat RED de uitgever is. Het ISBN-nummer van het boek is door Boektotaal aangevraagd.
Hoe de Rabobank op de kunst van haar klanten jaagt – Kunst verdwijnt waar Rabo verschijnt” – worden de zaken van [X] (hierna: [X]) en [Y] (hierna: [Y]) beschreven. Beiden hebben een onderneming gehad, die niet levensvatbaar bleek, hetgeen in beide gevallen heeft geleid tot een bedrijfsbeëindiging. Zowel [X] als [Y] had een krediet bij Rabobank en om nog openstaande schulden in te lossen heeft Rabobank een beroep gedaan op aan haar verstrekte zekerheidsrechten. Daarbij zijn [X] en [Y] geconfronteerd met afdelingen Bijzonder Beheer van Rabobank.
De Rabobank heeft het gepresteerd het gehele vermogen van een klant te laten verdampen. Zij hebben ons geplunderd en bestolen. Als ik nog geld over had gehad zou ik ze een proces hebben aangedaan wegens diefstal, misbruik van ‘zorgplicht’, misbruik van pandrecht en onethisch gedrag”.’
Pfeifer/Oostenrijk’, no. 12556/03) – moet het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten in het concrete geval zwaarder weegt, worden gevonden door een afweging van alle terzake dienende omstandigheden van het geval. Bij deze afweging geldt niet als uitgangspunt dat voorrang toekomt aan het door artikel 7 Gw en artikel 10 EVRM gewaarborgde recht. Voor de door artikel 8 EVRM beschermde rechten geldt hetzelfde. Dit brengt met zich dat het hier niet gaat om een in twee fasen te verrichten toetsing (aldus dat eerst aan de hand van de omstandigheden moet worden bepaald welk van beide rechten zwaarder weegt, waarna vervolgens nog moet worden beoordeeld of de noodzakelijkheidstoets als neergelegd in artikel 8 lid 2 respectievelijk 10 lid 2 EVRM zich verzet tegen het resultaat van die afweging), maar dat deze toetsing in één keer dient te geschieden, waarbij het oordeel dat een van beide rechten, gelet op alle terzake dienende omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, meebrengt dat de inbreuk op het andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van het desbetreffende lid 2 (zie HR 19-01-2008 ‘
Van Gasteren/Hemelrijk’, ECLI:NL:HR:2008:BB3210; HR 05-10-2012 ‘
Endemol en SBS/A’, ECLI:NL:HR:2012:BW9230, NJ 2012, 571).
Bovendien missen ze een groot aantal objecten die niet op de veiling zijn verkocht maar die zich nu ook niet in de containers bevinden (…). Ze vragen ([medewerker]) in aangetekende brieven waar toch de verdwenen, onverkochte posters en sieraden zijn. Op deze belangrijke vragen heeft [medewerker] nooit geantwoord’ (blz. 27 van het boek, punt 16 ID);
De Rabobank staat in haar recht om de panden te executeren, maar er zit een luchtje aan’ (blz. 63 van het boek, punt 22 ID);
Niet alle stukken worden overigens verkocht op de veiling, maar deze werken krijgt [Y] niet terug van de Rabobank. Waar deze onverkochte stukken dan wel zijn gebleven is tot de dag van vandaag een raadsel. Op de vragen hierover van [Y] heeft de Rabobank nooit antwoord gegeven’ (blz. 54 van het boek, punt 23 ID),
verklaring namens de betrokken (oud-)medewerkers van Rabobank’ is opgenomen. Hierin is verklaard dat de (oud-)medewerkers ‘boos zijn dat hun goede naam zó door het slijk wordt gehaald’ en dat zij ‘gegriefd zijn door de verkeerde voorstelling van zaken’, maar over de concrete gevolgen daarvan voor hun privéleven of de uitvoering van hun werkzaamheden wordt daarin niets gezegd. Over zulke gevolgen is door Rabobank evenmin iets naar voren gebracht in het kader van haar in de punten 6 t/m 8 MvA ontvouwde stelling, dat na het in het bestreden vonnis uitgesproken verbod, de namen van de (oud-)medewerkers nog ‘even’ op internet/ sociale media te zien zijn geweest. Bij pleidooi in hoger beroep heeft Rabobank wel aangevoerd dat haar medewerkers hinder van het boek kunnen ondervinden bij het toch al lastige traject dat zij moeten doorlopen met andere cliënten die in aanraking komen met de afdeling Bijzonder Beheer. Gesteld noch gebleken is echter dat deze hinder specifiek de medewerkers treft die met naam in het boek worden genoemd en dus samenhangt met de gewraakte naamsvermelding. Daarnaast heeft Rabobank niet concreet gemaakt waaruit die hinder bestaat. Bij deze stand van zaken moet voorshands worden aangenomen dat het feit dat de medewerkers met hun namen in het boek zijn opgevoerd hen niet heeft gehinderd in hun privéleven en hooguit een beperkte hinder heeft opgeleverd bij de uitvoering van hun werkzaamheden.
Rapportage Bijzonder Beheer’ van AFM van 26 maart 2015, dus van na de presentatie van het boek, en ook van na de ID in deze zaak. Hierin staat vermeld dat AFM tot een verkennend onderzoek naar de werkwijze van de bijzonder beheerafdelingen van banken heeft besloten om te vast te stellen hoe representatief de door haar ontvangen signalen van mkb-ers waren die ontevreden waren over de manier waarop zij door die afdelingen werden behandeld en waaruit naar voren kwam dat de werkwijze van die afdelingen op gespannen voet staat met het belang van de klant. In de door RED c.s. als productie 10 overgelegde publicatie van de Nederlandse Vereniging van Banken ‘
Handreiking Bijzonder Beheer’ van 18 september 2015 is het volgende te lezen:
De afdelingen bijzonder of intensief beheer van banken hebben de laatste tijd in de aandacht gestaan. Er is kritiek op hun rol en werkwijze en klanten gaven aan niet goed te weten waar zij aan toe waren’.
Van Gasteren/Hemelrijk’-arrest van de HR). De andersluidende stellingen van Rabobank (in o.m de punten 5 en 37 MvA) worden gepasseerd.
onvoldoende informeren over wat de klant te wachten staat bij een bijzonder beheertraject en onvoldoende uitleggen hoe ze rekening houden met het belang van de klant bij het nemen van maatregelen’. Dit strookt met het in het boek aan Rabobank gemaakte verwijt, dat zij vragen vaak onbeantwoord liet (zie de in rov. 4.2 gegeven voorbeelden). De verwijten, dat Rabobank zich onwelwillend, hard en met weinig oog voor het belang van de klant opstelde, komen overeen met de signalen die AFM had opgevangen en die voor haar aanleiding waren om een onderzoek in te stellen. Gelet op dit een en ander bestond ten tijde van de publicatie van het boek voor de daarin aan Rabobank gemaakte verwijten steun in het toen beschikbare feitenmateriaal. De stelling van Rabobank, dat het boek ‘tendentieus’ is, stuit hierop af.
fly-on-the-wall’-principe, waarmee wordt gedoeld op de verteltechniek waarbij lezer als het ware bij de gebeurtenissen aanwezig is en die er door wordt gekenmerkt dat minutieus verslag wordt gedaan van gebeurtenissen en dat personen met naam worden genoemd. Nu in ‘
De Verpanding’ deze in haar genre veelgebruikte en voor het uitdragen van de boodschap geschikt geachte vorm wordt gebruikt, kan niet worden gezegd dat de namen van de (oud-) medewerkers van Rabobank daarin nodeloos zijn genoemd; het vermelden daarvan vervult een functie in de gekozen en voor dit soort non-fictie uitingen als effectief aan te merken narratieve opzet.
de factowel is gebeurd.