ECLI:NL:GHDHA:2016:4427

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2016
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
200.190.464/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake letselschade na verkeersongeval met toepassing van de Second Opinion-procedure

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een letselschadezaak naar aanleiding van een verkeersongeval. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Heere-Helmink, heeft het hoger beroep ingesteld tegen de geïntimeerden, waaronder Delta Lloyd Schadeverzekeringen N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Oskam. De procedure is gestart na een tussenarrest van 17 mei 2016, waarin een comparitie na aanbrengen is gelast. Deze comparitie vond plaats op 1 juli 2016, waarna beide partijen een verzoek tot toelating tot de Second Opinion-procedure hebben ingediend, wat is toegestaan.

Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg bestudeerd en de overwegingen van de rechtbank Rotterdam overgenomen. De enige grief van de appellant was dat de rechtbank in het vonnis van 27 januari 2016 niet heeft beslist zoals gevorderd. Het hof heeft geoordeeld dat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd, zonder nadere motivering, conform artikel 4.2 van het Second Opinion Reglement (SOR). De appellant is veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 1.612,-, inclusief griffierecht en kosten voor de comparitie.

Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2016, waarbij de rechters F. Damsteegt-Molier, M.M. Olthof en M. Flipse aanwezig waren, samen met de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.190.464/01
Zaaknummer rechtbank: C/10/426176 / HA ZA 13-611

arrest van 13 september 2016

inzake

[appellant],

wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. M. Heere-Helmink te Rotterdam,
tegen

1. [geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],

2. Delta Lloyd Schadeverzekeringen N.V.,

wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
hierna te noemen: [geïntimeerde] c.s.,
advocaat: mr. P. Oskam te Amsterdam.

Het verdere verloop van het geding

Voor het verloop van de procedure tot die datum wordt verwezen naar het tussenarrest van 17 mei 2016 waarbij een comparitie na aanbrengen is gelast. De comparitie heeft plaatsgevonden op 1 juli 2016. Van de comparitie is proces-verbaal gemaakt. Na afloop van de comparitie is namens beide partijen toelating tot
de Second Opinion-procedure verzocht. Daartoe hebben de behandelend advocaten ieder een SO-formulier als bedoeld in artikel 3.2 van het Second Opinion Reglement (SOR)
ingevuld en ondertekend. Voornoemd verzoek is toegestaan, waarna arrest is bepaald.

Beoordeling van het hoger beroep volgens de Second Opinion-procedure

Met de namens hen verrichte invulling en ondertekening van de SO-formulieren hebben partijen ingestemd met het SOR en worden zij geacht de conclusies als bedoeld in artikel 347 lid 1 Rv te hebben genomen (zie ook de artikelen 3.3 en 3.4 SOR). Gelet hierop luidt de enige grief dat de rechtbank Rotterdam in het vonnis van 27 januari 2016 niet heeft beslist overeenkomstig hetgeen [appellant] in eerste aanleg had gevorderd.
Het hof dat kennis heeft genomen van de stukken van de eerste aanleg - neemt de overwegingen van de rechtbank over en maakt deze tot de zijne. Derhalve zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd. Dit behoeft, gezien artikel 4.2 SOR, geen nadere motivering.
[appellant] zal als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Deze zijn ingevolge artikel 4.4 SOR beperkt tot het door [geïntimeerde] c.s. betaalde griffierecht van€ 718, alsmede, nu een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden, één punt volgens het toepasselijke liquidatietarief ad € 894.

Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 27 januari 2016;
  • veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] c.s. tot op heden begroot op € 1.612,-.
Dit arrest is gewezen door mrs. F. Damsteegt-Molier, M.M. Ol thof en M. Flipse en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2016 in aanwezigheid van de griffier.