In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, gaat het om een hoger beroep in het kader van een Second Opinion-procedure. De appellant, vertegenwoordigd door mr. T.T. Stellingwerff-Kok, had een overeenkomst tot opdracht met de geïntimeerde, Interconcept B.V., vertegenwoordigd door mr. E.J. Lichtenveldt. De zaak betreft een onjuiste opzegging van deze overeenkomst. Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest van 14 juni 2016, waarin een comparitie na aanbrengen was gelast. Voorafgaand aan deze comparitie hebben beide partijen een verzoek tot toelating tot de Second Opinion-procedure ingediend, wat is toegestaan. Hierdoor is afgezien van de comparitie en is er direct arrest bepaald.
Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg bestudeerd en de overwegingen van de kantonrechter overgenomen. De enige grief van de appellant was dat de rechtbank Rotterdam in haar vonnissen van 19 november 2015 en 19 februari 2016 niet heeft beslist zoals door partijen in eerste aanleg was gevorderd. Het hof heeft geoordeeld dat de bestreden vonnissen van de kantonrechter moeten worden bekrachtigd, zonder dat verdere motivering nodig is, zoals bepaald in artikel 4.2 van het Second Opinion Reglement (SOR).
De appellant is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn beperkt tot het door Interconcept betaalde griffierecht van € 718,-. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 augustus 2016.