ECLI:NL:GHDHA:2016:4423

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2016
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
200.194.275/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een Second Opinion-procedure inzake nakoming van een geldleningsovereenkomst

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, betreft het een hoger beroep in het kader van een Second Opinion-procedure met betrekking tot de nakoming van een geldleningsovereenkomst. De zaak is gestart met een tussenarrest op 2 augustus 2016, waarbij een comparitie van partijen is bevolen. Na deze comparitie, die op 21 oktober 2016 heeft plaatsgevonden, hebben beide partijen op 1 november 2016 verzocht om toelating tot de Second Opinion-procedure. Dit verzoek is door het hof toegestaan, waarna het hof de zaak heeft beoordeeld op basis van de stukken en stellingen die in eerste aanleg zijn ingediend.

De enige grief van appellante was dat de rechtbank Den Haag in de bestreden vonnissen niet heeft beslist overeenkomstig hetgeen zij in eerste aanleg had geconcludeerd. Het hof heeft vastgesteld dat partijen ermee hebben ingestemd dat de zaak beoordeeld wordt in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat voor het laatst vonnis van de rechtbank werd gevraagd. Het hof heeft de overwegingen en het oordeel van de rechtbank overgenomen en deze tot de zijne gemaakt.

Uiteindelijk heeft het hof de vonnissen van de rechtbank Den Haag, gedateerd 24 juni 2015, 11 november 2015 en 15 juni 2016, bekrachtigd. Appellante is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van geïntimeerde zijn begroot op € 4.263,--. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 november 2016, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.194.275/01
Zaak/Rolnummer rechtbank : C/09/487523/ HA ZA 15-516

arrest van 29 november 2016

inzake

[appellante],

wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [appellante],
appellante,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens te Den Haag,
tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. J-F. Grégoire te Den Haag.

Het geding

Verwezen wordt naar het in deze zaak gewezen tussenarrest van 2 augustus 2016 waarbij een comparitie van partijen na aanbrengen is bevolen. Na de comparitie, die op 21 oktober 2016 heeft plaatsgevonden, hebben beide partijen ter rolle van 1 november 2016 toelating tot de Second Opinion-procedure (SO-procedure) verzocht en hebben de advocaten van partijen ieder een SO-formulier als bedoeld in het Second Opinion reglement (SOR) ingevuld en ondertekend. Voornoemd verzoek is toegestaan, waarna arrest is bepaald.

Beoordeling van het hoger beroep volgens de SO-procedure

Met de namens hen verrichte invulling en ondertekening van de SO-formulieren hebben partijen ingestemd met het SOR en worden zij geacht een conclusie van eis en een conclusie van antwoord als bedoeld in artikel 347, lid 1 Rv te hebben genomen (zie ook de artikelen 3.3 en 3.4 SOR). De enige grief luidt dat de rechtbank Den Haag in de bestreden vonnissen niet heeft beslist overeenkomstig hetgeen [appellante] in eerste aanleg had geconcludeerd.
Partijen hebben ermee ingestemd dat het hof de zaak beoordeelt in de stand waarin deze zich bevond op het tijdstip waarop voor het laatst vonnis van de rechtbank werd gevraagd (artikel 3.6 SOR en de "Verklaring" in de SO-formulieren) en dus aan de hand van de stukken in eerste aanleg en de daarin betrokken stellingen, van welke stukken en stellingen het hof heeft kennisgenomen.
Het hof neemt de overwegingen en het oordeel van de rechtbank over en maakt die tot de Zijne.
De vonnissen zullen derhalve worden bekrachtigd. [appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij in hoger beroep worden veroordeeld in de daarop gevallen kosten, welke zullen worden begroot op het griffierecht (€ 1.631,--) en één punt volgens het toepasselijke liquidatietarief (€ 2.632,--).

Beslissing

Het gerechtshof:
  • bekrachtigt de door de rechtbank Den Haag tussen partijen gewezen vonnissen van 24 juni 2015, 11 november 2015 en 15 juni 2016;
  • veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 4.263,--.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.D. Kiers-Becking, M.Y Bonneur en S.J. Schaafsma; het is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 november 2016 in aanwezigheid van de griffier.