ECLI:NL:GHDHA:2016:4418
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake onrechtmatige daad en Second Opinion-procedure
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, ging het om een hoger beroep van een appellant tegen de Dienst Wegverkeer (RDW) inzake een onrechtmatige daad. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.W.R. Koch, had in eerste aanleg een vordering ingesteld die door de rechtbank niet werd toegewezen zoals hij had gevorderd. Het hof verwijst naar een eerder arrest van 13 oktober 2015, waarin een comparitie van partijen was gelast, die op 8 december 2015 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze comparitie werd de mogelijkheid van de Second Opinion-procedure besproken, en partijen hebben een SO-formulier ingevuld en ondertekend, waarmee zij instemden met het Second Opinion Reglement (SOR).
Het hof heeft kennisgenomen van de stukken uit de eerste aanleg en heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd. De enige grief van de appellant was dat de rechtbank niet had beslist zoals hij in eerste aanleg had gevorderd. Het hof oordeelde dat de rechtbank correct had gehandeld en bekrachtigde het bestreden vonnis zonder nadere motivering, zoals toegestaan onder artikel 4.2 SOR.
Als in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij werd de appellant veroordeeld in de proceskosten, die beperkt zijn tot het door de RDW betaalde griffiegeld en een punt voor salaris advocaat, in totaal € 2.831,00. Het hof verklaarde de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit arrest is uitgesproken op 12 januari 2016 door de rechters M.P.J. Ruijpers, J.J. van der Helm en H.J.M. Burg, in aanwezigheid van de griffier.