ECLI:NL:GHDHA:2016:4391
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- R.M. Bouritius
- L.S. van Es
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens gebrek aan grieven en verschijning
Op 28 oktober 2016 vond de terechtzitting plaats in het hoger beroep van de verdachte, die niet was verschenen. De verdachte had geen schriftuur met grieven ingediend tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag, gegeven op 7 januari 2016. Het hof constateerde dat de dagvaarding rechtsgeldig was betekend aan de verdachte, die op dat moment op een adres in ’s-Gravenhage was ingeschreven. De dagvaarding was op 15 augustus 2016 aan een persoon op dat adres overhandigd, die zich bereid had verklaard de brief aan de verdachte te overhandigen.
Het hof overwoog dat er geen bezwaren waren ingediend door de verdachte, noch mondeling ter zitting, en dat er geen redenen waren voor een inhoudelijke behandeling van de zaak. De advocaat-generaal vorderde dat de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in het hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering. Na sluiting van het onderzoek deed het hof terstond uitspraak.
In de beslissing verklaarde het hof de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, omdat er geen grieven waren ingediend en de verdachte niet was verschenen. Dit proces-verbaal is door de voorzitter en de griffier vastgesteld, waarbij de voorzitter in geval van afwezigheid van de griffier alleen heeft ondertekend.