ECLI:NL:GHDHA:2016:4353

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2016
Publicatiedatum
30 maart 2017
Zaaknummer
22-003767-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling van levensgezel met kopstoot en vuistslagen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1975, werd beschuldigd van mishandeling van zijn toenmalige levensgezel. De tenlastelegging omvatte het geven van een kopstoot en meermalen slaan met de vuist tegen het hoofd van het slachtoffer op 5 juli 2013 te Rotterdam. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming 10 dagen hechtenis kan worden opgelegd. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de mishandeling zoals ten laste gelegd, en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De strafmotivering was gebaseerd op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij het hof ook rekening hield met eerdere veroordelingen van de verdachte.

De uitspraak benadrukt de schending van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en de noodzaak van een passende straf. Het hof heeft de wettelijke voorschriften in acht genomen en de beslissing is genomen in het belang van de rechtsorde en de bescherming van de maatschappij.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003767-15
Parketnummer: 10-124437-13
Datum uitspraak: 22 januari 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 23 januari 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1975,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 8 januari 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 juli 2013 te Rotterdam opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer], (met kracht) een zogenaamde kopstoot heeft gegeven en/of meermalen, althans eenmaal, (telkens) in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, heeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks5 juli 2013 te Rotterdam opzettelijk mishandelend zijn levensgezel,
althans een persoon,te weten [slachtoffer], (met kracht) een zogenaamde kopstoot heeft gegeven en
/ofmeermalen
, althans eenmaal, (telkens) in/op/tegen het gezicht, althans
op/tegen het hoofd, heeft
geslagen/gestompt, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/ofpijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige levensgezel door haar een kopstoot te geven en meermalen met zijn vuist tegen haar hoofd te slaan. De verdachte heeft hierbij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 december 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van andersoortige strafbare feiten.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, mr. T.L. Tan en mr. P. van Essen, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 januari 2016.