In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren op [dag] 1974 en thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, is beschuldigd van het opzettelijk gebruik maken van een vervalst identiteitsbewijs, in dit geval een Belgisch rijbewijs. De tenlastelegging betrof het bezit en het gebruik van dit vervalste document op of omstreeks 26 december 2014 te Rotterdam. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk gebruik maken van een vervalst identiteitsbewijs, wat een inbreuk vormt op het vertrouwen in overheidsdocumenten. De verdachte had eerder onherroepelijk voor andere misdrijven een straf opgelegd gekregen, wat meegewogen is in de strafmotivering. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd is.