ECLI:NL:GHDHA:2016:4343

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2016
Publicatiedatum
28 maart 2017
Zaaknummer
22/003896-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk gebruik maken van een vervalst identiteitsbewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren op [dag] 1974 en thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, is beschuldigd van het opzettelijk gebruik maken van een vervalst identiteitsbewijs, in dit geval een Belgisch rijbewijs. De tenlastelegging betrof het bezit en het gebruik van dit vervalste document op of omstreeks 26 december 2014 te Rotterdam. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk gebruik maken van een vervalst identiteitsbewijs, wat een inbreuk vormt op het vertrouwen in overheidsdocumenten. De verdachte had eerder onherroepelijk voor andere misdrijven een straf opgelegd gekregen, wat meegewogen is in de strafmotivering. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd is.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003896-15
Parketnummer: 10-106837-15
Datum uitspraak: 19 april 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 1 september 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] (Nederlandse Antillen), op [dag] 1974,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
adres in het buitenland: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 april 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 december 2014 te Rotterdam in het bezit is geweest en/of opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een (Belgisch) rijbewijs, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, bestaande de valsheid of vervalsing hieruit dat
- alle in het onderzochte rijbewijs thans zichtbare persoons- en afgiftegegevens, zijn aangebracht middels een techniek die afwijkt van een origineel door de autoriteiten van België afgegeven rijbewijs van dit model en/of
- de thans zichtbare variabelen zijn aangebracht na het verwijderen van de origineel door de autoriteiten van België aangebrachte variabele gegevens en/of
- de ondergrondbedrukking van de achterzijde van het onderzochte rijbewijs is aangebracht door middel van een printtechniek, terwijl de ondergrondbedrukking van de achterzijde van een origineel rijbewijs van België is aangebracht door middel van een druktechniek
en welk gebruik hierin bestond dat hij, verdachte, dat Belgische rijbewijs ter legitimatie heeft getoond bij een staandehouding.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks26 december 2014 te Rotterdam
in het bezit is geweest en/ofopzettelijk gebruik heeft gemaakt van
(een)een
vervalstreisdocument en/ofidentiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een
(Belgisch
)rijbewijs,
waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was,bestaande de
valsheid ofvervalsing hieruit dat
- alle in het onderzochte rijbewijs thans zichtbare persoons- en afgiftegegevens, zijn aangebracht middels een techniek die afwijkt van een origineel door de autoriteiten van België afgegeven rijbewijs van dit model en
/of
- de thans zichtbare variabelen zijn aangebracht na het verwijderen van de origineel door de autoriteiten van België aangebrachte variabele gegevens en
/of
- de ondergrondbedrukking van de achterzijde van het onderzochte rijbewijs is aangebracht door middel van een printtechniek, terwijl de ondergrondbedrukking van de achterzijde van een origineel rijbewijs van België is aangebracht door middel van een druktechniek
en welk gebruik hierin bestond dat hij, verdachte, dat Belgische rijbewijs ter legitimatie heeft getoond bij een staandehouding.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

opzettelijk gebruik maken van een vervalst identiteitsbewijs.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk gebruik maken van een vervalst identiteitsbewijs. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden gesteld in dergelijke van overheidswege verstrekte documenten.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 maart 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van andersoortige misdrijven. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende en mede in aanmerking genomen de oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbank (LOVS) - van oordeel dat op het bewezen verklaarde feit niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. Het door de verdediging aangevoerde maakt dit oordeel niet anders.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 231 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein, mr. R.C. Langeler en mr. H.J. van Kooten, in bijzijn van de griffier mr. N. van der Velden.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 april 2016.