ECLI:NL:GHDHA:2016:434

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2016
Publicatiedatum
25 februari 2016
Zaaknummer
2200377015
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbraak bij juwelier met gebruik van heftruck en diefstal van heftruck

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van een inbraak bij een juwelier in Rotterdam, waarbij hij samen met een medeverdachte op klaarlichte dag tweeëndertig waardevolle horloges heeft gestolen. De inbraak vond plaats terwijl het personeel van de juwelierswinkel aanwezig was. De medeverdachte heeft met een vorkheftruck de ruiten van de etalage kapot gestoten om toegang te krijgen tot de horloges. Voorafgaand aan deze inbraak heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van de heftruck die bij de inbraak is gebruikt. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De bijzondere voorwaarde is dat de verdachte zich moet melden bij Reclassering Nederland. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte. De verdachte heeft blijk gegeven van een groot gebrek aan respect voor andermans eigendommen, wat heeft geleid tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezen verklaarde als diefstal door twee of meer verenigde personen is gekwalificeerd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003770-15
Parketnummer: 10-740503-14
Datum uitspraak: 24 februari 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 11 augustus 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 10 februari 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1. en 2 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, waarbij bijzondere voorwaarden zijn opgelegd als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 november 2014 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkelpand (gelegen aan de [straatnaam]) heeft weggenomen tweeëndertig, althans één of meer horloge(s) ((onder meer) van de/het merk(en) Rolex en/of Longines), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] Juweliers, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 19 november 2014 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een heftruck, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam A] en/of [bedrijfsnaam B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door
- met een (toegangs)pas, tot het gebruik waarvan hij en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren, de toegangspoort tot het (afgesloten) terrein waarop die heftruck stond geparkeerd, te openen, en/of
- ( vervolgens) die heftruck te starten met een sleutel, tot het gebruik waarvan hij en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 19 november 2014 tot en met 20 november 2014 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een goed, te weten een heftruck, heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf, namelijk door diefstal/verduistering, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed betrof.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 20 november 2014 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningin/uit een winkelpand gelegen aan de [straatnaam] heeft weggenomen tweeëndertig horloge van de merken Rolex en Longines, toebehorende aan [naam] Juweliers, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
2.
hij op 19 november 2014 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een heftruck, toebehorende aan [bedrijfsnaam A], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door
- met een toegangspas, tot het gebruik waarvan hij niet gerechtigd was, de toegangspoort tot het afgesloten terrein waarop die heftruck stond geparkeerd, te openen, en
- vervolgens die heftruck te starten met een sleutel, tot het gebruik waarvan hij niet gerechtigd was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander op klaarlichte dag, te midden van het winkelend publiek, schuldig gemaakt aan een inbraak bij juwelier [naam], waarbij tweeëndertig waardevolle horloges zijn weggenomen. Om toegang tot deze in de etalage uitgestalde horloges te krijgen heeft de medeverdachte met een vorkheftruck de ruiten van de etalage kapot gestoten en één ruit er uitgetild, terwijl het personeel in de juwelierswinkel aanwezig was. Deze inbraak heeft derhalve een bijzonder brutaal karakter en getuigt van een groot gebrek aan respect bij de verdachte voor de eigendommen van anderen. De verdachte heeft zich kennelijk slechts laten leiden door financieel gewin.
Voorafgaand aan deze inbraak heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van de heftruck die gebruikt is bij de inbraak.
Dergelijk feiten veroorzaken niet alleen veel overlast en (financiële) schade voor de betrokkenen, maar brengen ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 januari 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is van oordeel dat het bewezenverklaarde feit een ernstig feit is, dat een langdurige vrijheidsstraf rechtvaardigt. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft het hof, naast het bovenstaande, tevens acht geslagen op straffen die voor een delict als het onderhavige plegen te worden opgelegd. Alles overwegende is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Nu het hof begeleiding van de reclassering noodzakelijk acht, zal het hof een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Het voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en
2 primair ten laste gelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de proeftijd te melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius, mr. H. van den Heuvel en mr. M.J. de Haan-Boerdijk, in bijzijn van de griffier mr. S. Pels.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 februari 2016.
mr. H. van den Heuvel is buiten staat dit arrest te ondertekenen.