In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot wijziging van de gebruiksregeling van een mandelige zaak, gelegen aan [adres] in Rotterdam. De zaak betreft een geschil tussen de eigenaren van villa's die gezamenlijk eigenaar zijn van een mandelige weg. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E.H.A. Sandberg, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de kantonrechter die het verzoek van de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. H. Holland, om de gebruiksregeling uit te breiden, heeft toegewezen. De geïntimeerde heeft verzocht om de mandelige zaak niet alleen als weg te gebruiken, maar ook voor het aanleggen en onderhouden van nutsvoorzieningen zoals riolering en kabels.
De mondelinge behandeling vond plaats op 22 mei 2014, waarna de zaak werd aangehouden voor mediation. Na de mediation is de zaak op 5 september 2016 voortgezet. Het hof heeft de grieven van de appellant besproken, waarbij de appellant onder andere aanvoerde dat niet alle eigenaren in de procedure betrokken waren en dat de mandeligheid niet kon worden uitgebreid. Het hof oordeelde dat de kantonrechter het verzoek terecht had toegewezen, met uitzondering van het onderdeel dat betrekking had op de postbussen, waarvoor de beschikking werd vernietigd.
Het hof concludeerde dat de mandelige zaak, gezien de feitelijke situatie en het gebruik, ook voor nutsvoorzieningen gebruikt kan worden. De appellant werd veroordeeld in de proceskosten, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. De beschikking werd gedeeltelijk vernietigd en de gebruiksregeling werd aangepast, zodat de mandelige zaak ook kan worden gebruikt voor het aanleggen en onderhouden van gemeenschappelijke nutsvoorzieningen.