ECLI:NL:GHDHA:2016:4046
Gerechtshof Den Haag
- Herziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot herziening van belastingaanslagen en de ontvankelijkheid daarvan
In deze zaak heeft verzoeker een verzoek tot herziening ingediend van een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 24 juni 2011, waarin belastingaanslagen waren opgelegd voor de jaren 1990 tot en met 2000. De inspecteur van de Belastingdienst had navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en vermogensbelasting opgelegd, die door verzoeker werden bestreden. Het Hof had eerder de verhogingen en boetes tot 80% kwijtgescholden, maar het beroep voor het overige ongegrond verklaard. Na een vernietiging van deze uitspraak door de Hoge Raad in 2012, werd de zaak verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.
Verzoeker stelt dat de inspecteur onrechtmatig bewijs heeft verkregen van de Belgische overheid, wat zou leiden tot een onterecht oordeel in zijn zaak. De inspecteur betwist dit en stelt dat verzoeker niet aan zijn stelplicht heeft voldaan. Het Hof oordeelt dat de eerdere uitspraak van het Hof, waartegen het verzoek om herziening is gericht, door de Hoge Raad is vernietigd, waardoor verzoeker geen belang heeft bij zijn verzoek. Het verzoek tot herziening wordt derhalve niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Den Haag, en de proceskosten worden niet vergoed. De beslissing is op 28 december 2016 in het openbaar uitgesproken, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.