ECLI:NL:GHDHA:2016:4003

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2016
Publicatiedatum
4 januari 2017
Zaaknummer
22-000182-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen strafbeschikking wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1973, had op 11 oktober 2012 een strafbeschikking ontvangen wegens het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 26,4 gram cocaïne. Tegen deze strafbeschikking heeft de verdachte op 2 november 2012 verzet ingesteld, maar het hof oordeelt dat dit verzet niet ontvankelijk is omdat het niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van veertien dagen is ingediend. De verdachte had de strafbeschikking persoonlijk ontvangen en was in staat om de Nederlandse taal te begrijpen, maar stelde dat hij niet voldoende machtig was om de geschreven tekst volledig te begrijpen. Het hof benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de verdachte is om zich tijdig te laten informeren of om juridische bijstand te zoeken. De verdachte had in eerste aanleg verklaard dat hij pas na drie weken naar een raadsman was gegaan, wat het hof als bewijs ziet dat hij zich bewust was van de noodzaak om actie te ondernemen. Het hof concludeert dat er geen sprake is van verontschuldigbare termijnoverschrijding en verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het verzet. Het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000182-16
Parketnummer: 10-209759-12
Datum uitspraak: 19 oktober 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 5 januari 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1973,
[adres].
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 oktober 2012 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 26,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Procesgang
In verband met het hiervoor weergegeven ten laste gelegde feit is op 11 oktober 2012 een strafbeschikking aan de verdachte in persoon uitgereikt. Namens de verdachte is verzet gedaan tegen deze strafbeschikking op 2 november 2012. In eerste aanleg is de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het verzet, nu het verzet niet binnen de daartoe voorgeschreven termijn is gedaan.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het verzet
De verdachte heeft op 11 oktober 2012 in persoon de strafbeschikking uitgereikt gekregen. Aan de strafbeschikking is een bijsluiter gehecht waarin onder meer wordt uitgelegd hoe de verdachte verzet kan instellen als hij het niet eens is met de strafbeschikking. De verdachte woont al geruime tijd in Nederland en kan in het Nederlands communiceren, maar stelt de Nederlandse taal niet voldoende machtig te zijn om geschreven tekst (geheel) te kunnen begrijpen. Het is in die situatie des te belangrijker dat de verdachte zich van de inhoud van belangrijke stukken op de hoogte laat stellen door een derde in te schakelen of zich tijdig tot een raadsman wendt. De verdachte is daar zelf verantwoordelijk voor. Het hof constateert in dat verband dat de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard heeft dat hij na drie weken naar een raadsman is gegaan omdat hij het niet eens was met de strafbeschikking. Daaruit leidt het hof af dat de verdachte wel heeft begrepen dat hij zelf iets moest ondernemen om bezwaar te maken tegen de strafbeschikking.
Behoudens de eigen verklaring van de verdachte biedt het dossier zoals daarvan gebleken is uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep geen aanknopingspunten voor de lezing van de verdachte dat de verbalisant aan hem een mededeling zou hebben gedaan dat hij niet moest betalen als hij het niet eens was met de strafbeschikking en dat de zaak dan vanzelf voor de rechter zou komen.
Het hof komt gelet op het voorgaande tot de conclusie dat van verontschuldigbare termijnoverschrijding geen sprake is. De verdachte had derhalve binnen veertien dagen na 11 oktober 2012 verzet moeten instellen. De verdachte heeft echter eerst op 2 november 2012 verzet ingesteld, zodat hij daarin niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het verzet.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk, mr. S. Verheijen en mr. G.J.W. van Oven, in bijzijn van de griffier mr. H. Hafti.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 oktober 2016.
Mr. G.J.W. van Oven is buiten staat dit arrest te ondertekenen.