ECLI:NL:GHDHA:2016:3989

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2016
Publicatiedatum
4 januari 2017
Zaaknummer
22-01722-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens niet-strafbaarheid van het bewezen verklaarde in een zaak van opzettelijke nalatigheid van gegevensverstrekking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1956, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden wegens opzettelijke nalatigheid in het verstrekken van benodigde gegevens aan de gemeente Wassenaar, in strijd met artikel 17 van de Wet Werk en Bijstand. De tenlastelegging betrof het niet tijdig melden van een gezamenlijke huishouding en verblijf op een ander adres, wat van belang was voor de vaststelling van zijn recht op uitkering.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 23 november 2016 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf eiste. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet kon worden gestraft, omdat de bewezenverklaring niet voldeed aan de delictsomschrijving van artikel 227b van het Wetboek van Strafrecht. Het hof concludeerde dat de verdachte niet wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de niet verstrekte gegevens van belang waren voor de vaststelling van zijn recht op uitkering.

Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. Het hof heeft vastgesteld dat het bewezen verklaarde niet strafbaar was en dat de verdachte niet verder vervolgd diende te worden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting van 7 december 2016.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001722-15
Parketnummer: 09-755063-11
Datum uitspraak: 7 december 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 22 mei 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1956,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 23 november 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 21 februari 2012 te Wassenaar en/of Den Haag, meermalen, althans eenmaal, (telkens) in strijd met een hem, verdachte, bij of krachtens wettelijke verplichting, te weten artikel 17 van de Wet Werk en Bijstand, opzettelijk heeft nagelaten (tijdig) de benodigde gegevens te verstrekken, immers heeft hij opzettelijk niet gemeld aan de gemeente Wassenaar dat hij, verdachte, in de periode van 30 april 2005 tot en met 31 december 2010, een gezamenlijke huishouding voerde met [persoon] (op het adres [adres] te Den Haag), althans dat hij, verdachte, in de periode van 30 april 2005 tot en met 31 december 2010 verbleef op een adres buiten de gemeente Wassenaar, dit terwijl dit/deze gegeven(s) van belang was/waren voor de vaststelling van zijn, verdachtes, en/of eens anders recht op en/of de duur en/of hoogte van een verstrekking op grond van de Wet Werk en Bijstand.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksde periode van
1 mei 2005tot en met
31 december 2010te Wassenaar en/of Den Haag, meermalen
, althans eenmaal,(telkens) in strijd met een hem, verdachte, bij of krachtens
de wet opgelegdeverplichting
, te weten artikel 17 van de Wet Werk en Bijstand,opzettelijk heeft nagelaten (tijdig) de benodigde gegevens te verstrekken, immers heeft hij opzettelijk niet gemeld aan de gemeente Wassenaar dat hij, verdachte,
in de periode van 30 april 2005 tot en met 31 december 2010, een gezamenlijke huishouding voerde met [persoon] (op het adres [adres] te Den Haag), althans dat hij, verdachte,in de periode van
1 mei2005 tot en met 31 december 2010 verbleef op een adres buiten de gemeente Wassenaar,
dit terwijl dit
/dezegegeven
(s)van belang was
/warenvoor de vaststelling van zijn, verdachtes,
en/of eens andersrecht op
en/of de duur en/of hoogte vaneen verstrekking op grond van de Wet Werk en Bijstand.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Uitleg van de tenlastelegging
Het hof begrijpt de in de tenlastelegging gebezigde aanduiding ‘verbleef’ aldus dat daaronder moet worden verstaan een verblijf buiten de gemeente Wassenaar dat afbreuk zou kunnen doen aan het recht op uitkering op grond van de Wet Werk en Bijstand.
Nadere bewijsoverweging
Naar het oordeel van het hof volgt uit de gebezigde bewijsmiddelen dat verdachte, in de betekenis van het begrip ‘verbleef’ zoals hiervoor weergegeven, in de bewezen verklaarde periode niet verbleef op het van hem bij de gemeente Wassenaar bekende woonadres in Wassenaar.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het hof overweegt het navolgende.
Artikel 227b van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:
“Hij die, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaat tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, wordt, indien het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of een geldboete van de vijfde categorie.”.
Nu in de op de formulering van de tenlastelegging noodzakelijkerwijs voortbouwende bewezenverklaring niet is opgenomen het bestanddeel van de delictsomschrijving dat de verdachte wist of redelijkerwijze moest vermoeden dat de niet verstrekte gegevens van belang waren voor de vaststelling van het recht op de in het geding zijnde verstrekking op grond van de Wet Werk en Bijstand, kan het bewezen verklaarde naar het oordeel van het hof niet worden gekwalificeerd als handelen in strijd met artikel 227b van het Wetboek van Strafrecht. Nu het bewezenverklaarde ook niet voldoet aan enige andere delictsomschrijving, kan het bewezene niet worden gekwalificeerd als strafbaar feit en dient de verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde
nietstrafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius,
mr. T.L. Tan en mr. M.J. de Haan-Boerdijk, in bijzijn van de griffier mr. V.A.M. Willemsen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 december 2016.