ECLI:NL:GHDHA:2016:3981

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 december 2016
Publicatiedatum
4 januari 2017
Zaaknummer
22-001777-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting door gebruik van autoriteit en leeftijdsverschil binnen de gemeenschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte is beschuldigd van verkrachting, gepleegd tussen 15 oktober 2013 en 23 december 2013 in 's-Gravenhage. De verdachte heeft gebruik gemaakt van zijn autoriteit binnen de Hindoestaans Surinaamse gemeenschap en het aanzienlijke leeftijdsverschil met het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster heeft gedwongen tot seksuele handelingen door middel van geweld en bedreiging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en er is een contactverbod opgelegd. De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij is toegewezen, waarbij de verdachte €3.000,- moet betalen voor immateriële schade. Het hof heeft de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen bevestigd en de verweren van de verdediging verworpen. De uitspraak benadrukt de ernst van de inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en het misbruik van de vertrouwenspositie door de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001777-15
Parketnummer: 09-827025-14
Datum uitspraak: 27 december 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 10 april 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1958,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 13 december 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van vijf jaren met als bijzondere voorwaarde een contactverbod als nader in het vonnis waarvan beroep omschreven. Voorts is beslist op de vordering van de benadeelde partij en het beslag als nader in het vonnis waarvan beroep omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 15 oktober 2013 tot en met 23 december 2013 te 's-Gravenhage door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte:
- zich aan [slachtoffer] en/of [getuige 1, moeder van slachtoffer] heeft voorgedaan / gepresenteerd als helderziende / Taantik / Loekoeman / Dekhwahen en/of
- tegen die [slachtoffer] en/of [getuige 1, moeder van slachtoffer] heeft gezegd dat er boze geesten in hun huis en/of bij [slachtoffer] aanwezig waren en/of
- tegen die [slachtoffer] en/of [getuige 1, moeder van slachtoffer] heeft gezegd dat hij zou proberen de geest te roepen om in zijn lichaam te komen en/of dat die [slachtoffer] op alles ja moest zeggen omdat anders de geest anders kon gaan reageren en/of kwaad zou worden en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze de geest niet boos moest maken en/of dat ze alles moest doen wat er gevraagd werd en dat alleen de geest wist wat er zou gaan gebeuren en/of
- met die [slachtoffer] samen naar haar slaapkamer is gegaan en (daarbij) tegen [getuige 1, moeder van slachtoffer] heeft gezegd dat zij niet mee mocht komen en/of (eenmaal in de slaapkamer van [slachtoffer])
- tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat de geest kwam en/of (vervolgens)
- heeft gedaan alsof de geest in zijn lichaam was gekomen en tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij nu Rajiev uit India was, dat die [slachtoffer] in het vorige leven zijn vrouw was en dat hij recht op haar had en/of dat hij nog een laatste keer met haar wilde spelen, omdat hij haar anders nooit met rust zou laten en/of
- ( meermalen) tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat ze zich uit moest kleden en/of
- ( vervolgens) [slachtoffer] over haar hele lichaam heeft aangeraakt en/of haar vagina heeft gelikt/gebeft en/of
- zijn penis in de vagina van de [slachtoffer] heeft gedaan en daarna zijn penis heen en weer heeft bewogen, en (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 december 2013 te 's-Gravenhage door feitelijkheden en bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en bestaande die feitelijkheden en die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte:
- zich aan [slachtoffer] en [getuige 1, moeder van slachtoffer] heeft voorgedaan als helderziende / Taantik/ Loekoeman / Dekhwahen en
- tegen die [slachtoffer] en [getuige 1, moeder van slachtoffer] heeft gezegd dat er boze geesten in hun huis en bij [slachtoffer] aanwezig waren en
- tegen die [slachtoffer] en [getuige 1, moeder van slachtoffer] heeft gezegd dat hij zou proberen de geest
opte roepen om in zijn lichaam te komen en dat die [slachtoffer] op alles ja moest zeggen omdat anders de geest anders kon gaan reageren en kwaad zou worden en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze de geest niet boos moest maken en dat ze alles moest doen wat er gevraagd werd en dat alleen de geest wist wat er zou gaan gebeuren en
- met die [slachtoffer] samen naar haar slaapkamer is gegaan en (daarbij) tegen [getuige 1, moeder van slachtoffer] heeft gezegd dat zij niet mee mocht komen en eenmaal in de slaapkamer van [slachtoffer]
- tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat de geest kwam en (vervolgens)
- heeft gedaan alsof de geest in zijn lichaam was gekomen en tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij nu Rajiev uit India was, dat die [slachtoffer] in het vorige leven zijn vrouw was en dat hij recht op haar had en dat hij nog een laatste keer met haar wilde spelen, omdat hij haar anders nooit met rust zou laten en
- ( meermalen) tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat ze zich uit moest kleden en
- ( vervolgens) [slachtoffer] over haar hele lichaam heeft aangeraakt en haar vagina heeft gelikt/gebeft en
- zijn penis in de vagina van d
ie [slachtoffer] heeft gedaan en daarna zijn penis heen en weer heeft bewogen, en (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Betrouwbaarheidsverweer
De raadsvrouw van de verdachte heeft overeenkomstig de aan het hof overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnotities vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd – kort en zakelijk weergegeven – dat de verklaringen van aangeefster, haar moeder en haar zussen, onbetrouwbaar zijn en derhalve niet bruikbaar zijn voor het bewijs, nu er tussen het ten laste gelegde en het moment waarop aangifte is gedaan veel tijd zit en aangeefster en de getuigen elkaars verklaringen kunnen hebben beïnvloed, hetgeen ook blijkt uit het dossier.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Na een informatief gesprek met de politie op 7 januari 2014 heeft [slachtoffer] op 20 januari 2014 aangifte gedaan van verkrachting door de verdachte. Zij verklaart dat er meerdere ontmoetingen met de verdachte zijn geweest die verband hielden met het uitdrijven van geesten. Bij de laatste ontmoeting op 23 december 2013 is zij met de verdachte naar haar slaapkamer gegaan, waar hij haar zou hebben verkracht. Aangeefster verklaart dat zij direct na het feit hard moest huilen en meteen tegen haar moeder heeft gezegd dat ze nu niet meer kon trouwen. Ook verklaart zij dat de verdachte hierop tegen haar heeft gezegd dat ze moest stoppen met huilen en dat hij ook niet weet wat er boven is gebeurd.
De moeder van aangeefster [getuige 1] bevestigt deze verklaring van haar dochter. Moeder verklaart dat de verdachte en aangeefster op 23 december 2013 in de slaapkamer van aangeefster waren en dat zij aangeefster ineens hard hoorde huilen en gillen. Beneden gekomen hoorde zij aangeefster zeggen dat de geest het had gedaan en dat zij nu niet meer kon trouwen. Moeder verklaart ook dat de verdachte hierop zei dat het de geest was die het had gedaan.
Ook de zus van aangeefster [getuige 2], die aangeefster direct na het feit telefonisch heeft gesproken, bevestigt dat aangeefster hard moest huilen en vertelde dat ze was misbruikt door de geest “Rajief”.
Aangeefster en genoemde getuigen verklaren alle drie gelijkluidend over de reactie van aangeefster vlak nadat de verkrachting had plaatsgevonden. Ook verklaren zij gelijkluidend over hetgeen voorafgaand aan het voorval door de verdachte is gezegd. Alle drie verklaren zij dat de verdachte heeft gezegd dat hij op 23 december 2013 opnieuw zou komen om de geest op te roepen, dat de moeder van aangeefster hierbij niet aanwezig mocht zijn, en dat aangeefster dan overal “ja” op moest zeggen. Bij de rechter-commissaris, bij gelegenheid van het verhoor naar aanleiding van de vordering inbewaringstelling, verklaart de verdachte zelf dat hij heeft gezegd dat aangeefster de geest niet boos mocht maken en dat hij niks meer weet, zodra de geest in hem zit.
Gelet op de gelijkluidende inhoud van de genoemde verklaringen en het moment waarover wordt verklaard, ziet het hof geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangifte en de getuigenverklaringen. Naar het oordeel van het hof kunnen deze verklaringen dan ook voor het bewijs worden gebezigd. Met name de direct na het voorval gedane uitspraak van aangeefster dat zij nu niet meer kon trouwen en haar emotionele toestand beschouwt het hof als authentiek en een verklaring die steun vindt in de bewijsmiddelen.
De omstandigheid dat de getuigen tot de familiekring van aangeefster behoren, doet niet af aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Feitelijkheden / dwangmiddelen
Van door feitelijkheden en door bedreiging met geweld of andere feitelijkheden dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam kan sprake zijn, indien de verdachte opzettelijk een zodanige (psychische) druk heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie of bedreigende situatie heeft gebracht, dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten,
Het hof overweegt daartoe als volgt. De verdachte heeft gebruik gemaakt van de autoriteit die hij op dat moment vervulde binnen de Hindoestaans Surinaamse gemeenschap waartoe zowel hij als aangeefster en haar familie behoren. Hij heeft ingespeeld op de religieuze gevoelens en met name angsten van aangeefster en haar moeder en het bijzondere vertrouwen dat zij in de verdachte stelden. Door aangeefster te leiden naar haar slaapkamer heeft verdachte er tevens voor gezorgd dat aangeefster in een geïsoleerde situatie werd gebracht. Daarnaast is er ook sprake van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen aangeefster en de verdachte, zodat verdachte onder die omstandigheden een naar mag worden aangenomen psychisch overwicht op aangeefster had, hetgeen een zodanige psychische druk opleverde en haar in een zodanige afhankelijkheidssituatie bracht, dat het voor aangeefster moeilijk was om zich aan de bewezenverklaarde handelingen te onttrekken, zodat sprake was van door de verdachte uitgeoefende dwang.
Het hof is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat het slachtoffer op 23 december 2013 in haar slaapkamer is verkracht door de verdachte. De handelingen van verdachte in de dagen voor 23 december 2013 hebben bijgedragen aan het ontstaan van de situatie waarin die verkrachting kon plaatsvinden, maar dat laat onverlet dat de feitelijke verkrachting heeft plaatsgevonden op enkel de bewezenverklaarde datum.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

verkrachting.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan verkrachting. Door aldus te handelen heeft de verdachte op zeer ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, voor wie het bewezen verklaarde buitengewoon vernederend en traumatisch moet zijn geweest. De verdachte heeft het fysieke en psychische welzijn van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften. Daarbij neemt het hof tevens in aanmerking dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van de autoriteit die hij heeft binnen de gemeenschap waartoe zowel hij als aangeefster en haar familie behoren, en het grote leeftijdsverschil met aangeefster. De verdachte heeft op grove wijze misbruik gemaakt van zijn vertrouwenspositie ten opzichte van aangeefster. Slachtoffers van een feit als het onderhavige, lijden dikwijls nog geruime tijd onder de psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan, hetgeen ook is gebleken uit hetgeen de raadsman van aangeefster ter terechtzitting naar voren heeft gebracht. Dit wordt nog verergerd nu het feit zich heeft voltrokken in de slaapkamer van het slachtoffer, een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 november 2016, waaruit blijkt dat de verdachte afgezien van een strafbeschikking ter zake van een na dit feit gepleegde overtreding van de Visserijwet 1963 niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Gelet op de aard en impact van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer en haar familie acht het hof geboden dat aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarde wordt verbonden dat verdachte geen contact zal opnemen met het slachtoffer en haar nader te noemen familieleden.
Beslag
Van de na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals deze vermeld zijn op de beslaglijst op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
1.00 STK Document, textiel opgevouwen met draadje vastgebonden
1.00 FLS Fles K1:geel,
1.00 FLS Fles, van slachtoffer,
1.00 STK Brief K1:wit, van slachtoffer,
zijn de onder 1 en 2 genummerde voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn die aan verdachte toebehoren en met behulp waarvan het bewezen verklaarde is begaan of voorbereid. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte. Tevens zal het hof de teruggave gelasten aan [slachtoffer] van de onder 3 en 4 genummerde voorwerpen, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 3.000,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van het vonnis en daarmee tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf tot aan de dag der algehele voldoening.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 3.000,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 33, 33a, 36f, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van
3 ( drie) jaren dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen – direct of indirect – met [slachtoffer], [getuige 1, moeder van slachtoffer], [getuige 3, zus van slachtoffer], [getuige 2, zus van slachtoffer] en [getuige 4, zwager van slachtoffer], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. 1.00 STK Document, textiel opgevouwen met draadje vastgebonden;
2. 1.00 FLS Fles K1:geel.
Gelast de teruggaveaan [slachtoffer] van de onder 3 en 4 genummerde, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
3. 1.00 FLS Fles, van slachtoffer;
4. 1.00 STK Brief K1:wit, van slachtoffer.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.000,- (drieduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.000,- (drieduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman,
mr. A. Kuijer en mr. J.T.F.M. van Krieken,
in bijzijn van de griffier mr. L.E.A. Jonkers.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 december 2016.