[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1958,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 13 december 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van vijf jaren met als bijzondere voorwaarde een contactverbod als nader in het vonnis waarvan beroep omschreven. Voorts is beslist op de vordering van de benadeelde partij en het beslag als nader in het vonnis waarvan beroep omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 15 oktober 2013 tot en met 23 december 2013 te 's-Gravenhage door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte:
- zich aan [slachtoffer] en/of [getuige 1, moeder van slachtoffer] heeft voorgedaan / gepresenteerd als helderziende / Taantik / Loekoeman / Dekhwahen en/of
- tegen die [slachtoffer] en/of [getuige 1, moeder van slachtoffer] heeft gezegd dat er boze geesten in hun huis en/of bij [slachtoffer] aanwezig waren en/of
- tegen die [slachtoffer] en/of [getuige 1, moeder van slachtoffer] heeft gezegd dat hij zou proberen de geest te roepen om in zijn lichaam te komen en/of dat die [slachtoffer] op alles ja moest zeggen omdat anders de geest anders kon gaan reageren en/of kwaad zou worden en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze de geest niet boos moest maken en/of dat ze alles moest doen wat er gevraagd werd en dat alleen de geest wist wat er zou gaan gebeuren en/of
- met die [slachtoffer] samen naar haar slaapkamer is gegaan en (daarbij) tegen [getuige 1, moeder van slachtoffer] heeft gezegd dat zij niet mee mocht komen en/of (eenmaal in de slaapkamer van [slachtoffer])
- tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat de geest kwam en/of (vervolgens)
- heeft gedaan alsof de geest in zijn lichaam was gekomen en tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij nu Rajiev uit India was, dat die [slachtoffer] in het vorige leven zijn vrouw was en dat hij recht op haar had en/of dat hij nog een laatste keer met haar wilde spelen, omdat hij haar anders nooit met rust zou laten en/of
- ( meermalen) tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat ze zich uit moest kleden en/of
- ( vervolgens) [slachtoffer] over haar hele lichaam heeft aangeraakt en/of haar vagina heeft gelikt/gebeft en/of
- zijn penis in de vagina van de [slachtoffer] heeft gedaan en daarna zijn penis heen en weer heeft bewogen, en (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 december 2013 te 's-Gravenhage door feitelijkheden en bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en bestaande die feitelijkheden en die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte:
- zich aan [slachtoffer] en [getuige 1, moeder van slachtoffer] heeft voorgedaan als helderziende / Taantik/ Loekoeman / Dekhwahen en
- tegen die [slachtoffer] en [getuige 1, moeder van slachtoffer] heeft gezegd dat er boze geesten in hun huis en bij [slachtoffer] aanwezig waren en
- tegen die [slachtoffer] en [getuige 1, moeder van slachtoffer] heeft gezegd dat hij zou proberen de geest
opte roepen om in zijn lichaam te komen en dat die [slachtoffer] op alles ja moest zeggen omdat anders de geest anders kon gaan reageren en kwaad zou worden en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze de geest niet boos moest maken en dat ze alles moest doen wat er gevraagd werd en dat alleen de geest wist wat er zou gaan gebeuren en
- met die [slachtoffer] samen naar haar slaapkamer is gegaan en (daarbij) tegen [getuige 1, moeder van slachtoffer] heeft gezegd dat zij niet mee mocht komen en eenmaal in de slaapkamer van [slachtoffer]
- tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat de geest kwam en (vervolgens)
- heeft gedaan alsof de geest in zijn lichaam was gekomen en tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij nu Rajiev uit India was, dat die [slachtoffer] in het vorige leven zijn vrouw was en dat hij recht op haar had en dat hij nog een laatste keer met haar wilde spelen, omdat hij haar anders nooit met rust zou laten en
- ( meermalen) tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat ze zich uit moest kleden en
- ( vervolgens) [slachtoffer] over haar hele lichaam heeft aangeraakt en haar vagina heeft gelikt/gebeft en
- zijn penis in de vagina van d
ie [slachtoffer] heeft gedaan en daarna zijn penis heen en weer heeft bewogen, en (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Betrouwbaarheidsverweer
De raadsvrouw van de verdachte heeft overeenkomstig de aan het hof overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnotities vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd – kort en zakelijk weergegeven – dat de verklaringen van aangeefster, haar moeder en haar zussen, onbetrouwbaar zijn en derhalve niet bruikbaar zijn voor het bewijs, nu er tussen het ten laste gelegde en het moment waarop aangifte is gedaan veel tijd zit en aangeefster en de getuigen elkaars verklaringen kunnen hebben beïnvloed, hetgeen ook blijkt uit het dossier.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Na een informatief gesprek met de politie op 7 januari 2014 heeft [slachtoffer] op 20 januari 2014 aangifte gedaan van verkrachting door de verdachte. Zij verklaart dat er meerdere ontmoetingen met de verdachte zijn geweest die verband hielden met het uitdrijven van geesten. Bij de laatste ontmoeting op 23 december 2013 is zij met de verdachte naar haar slaapkamer gegaan, waar hij haar zou hebben verkracht. Aangeefster verklaart dat zij direct na het feit hard moest huilen en meteen tegen haar moeder heeft gezegd dat ze nu niet meer kon trouwen. Ook verklaart zij dat de verdachte hierop tegen haar heeft gezegd dat ze moest stoppen met huilen en dat hij ook niet weet wat er boven is gebeurd.
De moeder van aangeefster [getuige 1] bevestigt deze verklaring van haar dochter. Moeder verklaart dat de verdachte en aangeefster op 23 december 2013 in de slaapkamer van aangeefster waren en dat zij aangeefster ineens hard hoorde huilen en gillen. Beneden gekomen hoorde zij aangeefster zeggen dat de geest het had gedaan en dat zij nu niet meer kon trouwen. Moeder verklaart ook dat de verdachte hierop zei dat het de geest was die het had gedaan.
Ook de zus van aangeefster [getuige 2], die aangeefster direct na het feit telefonisch heeft gesproken, bevestigt dat aangeefster hard moest huilen en vertelde dat ze was misbruikt door de geest “Rajief”.
Aangeefster en genoemde getuigen verklaren alle drie gelijkluidend over de reactie van aangeefster vlak nadat de verkrachting had plaatsgevonden. Ook verklaren zij gelijkluidend over hetgeen voorafgaand aan het voorval door de verdachte is gezegd. Alle drie verklaren zij dat de verdachte heeft gezegd dat hij op 23 december 2013 opnieuw zou komen om de geest op te roepen, dat de moeder van aangeefster hierbij niet aanwezig mocht zijn, en dat aangeefster dan overal “ja” op moest zeggen. Bij de rechter-commissaris, bij gelegenheid van het verhoor naar aanleiding van de vordering inbewaringstelling, verklaart de verdachte zelf dat hij heeft gezegd dat aangeefster de geest niet boos mocht maken en dat hij niks meer weet, zodra de geest in hem zit.
Gelet op de gelijkluidende inhoud van de genoemde verklaringen en het moment waarover wordt verklaard, ziet het hof geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangifte en de getuigenverklaringen. Naar het oordeel van het hof kunnen deze verklaringen dan ook voor het bewijs worden gebezigd. Met name de direct na het voorval gedane uitspraak van aangeefster dat zij nu niet meer kon trouwen en haar emotionele toestand beschouwt het hof als authentiek en een verklaring die steun vindt in de bewijsmiddelen.
De omstandigheid dat de getuigen tot de familiekring van aangeefster behoren, doet niet af aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Feitelijkheden / dwangmiddelen
Van door feitelijkheden en door bedreiging met geweld of andere feitelijkheden dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam kan sprake zijn, indien de verdachte opzettelijk een zodanige (psychische) druk heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie of bedreigende situatie heeft gebracht, dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten,
Het hof overweegt daartoe als volgt. De verdachte heeft gebruik gemaakt van de autoriteit die hij op dat moment vervulde binnen de Hindoestaans Surinaamse gemeenschap waartoe zowel hij als aangeefster en haar familie behoren. Hij heeft ingespeeld op de religieuze gevoelens en met name angsten van aangeefster en haar moeder en het bijzondere vertrouwen dat zij in de verdachte stelden. Door aangeefster te leiden naar haar slaapkamer heeft verdachte er tevens voor gezorgd dat aangeefster in een geïsoleerde situatie werd gebracht. Daarnaast is er ook sprake van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen aangeefster en de verdachte, zodat verdachte onder die omstandigheden een naar mag worden aangenomen psychisch overwicht op aangeefster had, hetgeen een zodanige psychische druk opleverde en haar in een zodanige afhankelijkheidssituatie bracht, dat het voor aangeefster moeilijk was om zich aan de bewezenverklaarde handelingen te onttrekken, zodat sprake was van door de verdachte uitgeoefende dwang.
Het hof is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat het slachtoffer op 23 december 2013 in haar slaapkamer is verkracht door de verdachte. De handelingen van verdachte in de dagen voor 23 december 2013 hebben bijgedragen aan het ontstaan van de situatie waarin die verkrachting kon plaatsvinden, maar dat laat onverlet dat de feitelijke verkrachting heeft plaatsgevonden op enkel de bewezenverklaarde datum.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op: