In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot de zorgregeling en de verdeling van goederen na de echtscheiding van de partijen. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft in geschil met de man, verweerder, onder andere het gezag over hun minderjarige kind en de verdeling van de gemeenschap van goederen. De vrouw heeft op 16 november 2015 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 18 augustus 2015, waarin haar verzoek tot eenhoofdig gezag over de minderjarige werd afgewezen. Het hof heeft de raad voor de kinderbescherming verzocht om onderzoek te verrichten naar de vraag of handhaving van gezamenlijk gezag in het belang van de minderjarige is. De vrouw heeft haar verzoeken met betrekking tot de zorgregeling en de schorsing van de uitvoerbaarverklaring ingetrokken, waardoor het hof niet meer hoefde te beslissen over deze punten.
Het hof heeft de bestreden beschikking gedeeltelijk vernietigd, met name wat betreft de wijze van verdeling van de gemeenschap, en heeft bepaald dat de Opel Corsa aan de vrouw wordt toegedeeld tegen een waarde van € 1.250,-, waarbij de vrouw aan de man een bedrag van € 625,- moet betalen wegens overbedeling. Het hof heeft de overige verzoeken van de vrouw en de man afgewezen en de behandeling van de zaak aangehouden tot een pro forma zitting op 25 februari 2017, om het rapport van de raad te bespreken. De beslissing van het hof is gebaseerd op de zorgen over de veiligheid van de minderjarige en de problematische situatie van de partijen, waarbij het hof de raad heeft verzocht om advies.