ECLI:NL:GHDHA:2016:3942
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Bepaling van de hoofdverblijfplaats van minderjarigen en omgangsregeling na beëindiging van samenwoning
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen en de omgangsregeling na de beëindiging van de samenwoning van de ouders. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen, terwijl de man, verweerder in het principaal hoger beroep, verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen. Het hof heeft vastgesteld dat de man de kinderen erkend heeft en dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen over het jongste kind, terwijl de vrouw het eenhoofdig gezag heeft over de overige vier kinderen. De man heeft aangevoerd dat hij woonruimte heeft die geschikt is voor de dagelijkse verzorging van de kinderen en dat hij de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem wil laten inschrijven om financiële redenen. De vrouw heeft echter betoogd dat de man geen financiële verantwoordelijkheid voor de kinderen wil dragen en dat hij de kinderbijslag niet voor de kinderen zal aanwenden. Het hof heeft geoordeeld dat het niet in het belang van de kinderen is om hun hoofdverblijfplaats te wijzigen naar het adres van de man, omdat er geen overeenstemming is over de besteding van de gelden ten behoeve van de kinderen. Het hof heeft de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigd. Daarnaast heeft het hof de omgangsregeling vastgesteld conform de overeenstemming tussen partijen, waarbij de kinderen bij de man zullen verblijven gedurende een keer per veertien dagen van woensdagmiddag tot maandagochtend en de helft van de vakanties en nationale feestdagen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.