Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
[Verzoeker],
raadsman mr. C.F. Korvinus, advocaat te Amsterdam.
Gerechtshof Den Haag
Op 15 november 2016 heeft het Gerechtshof Den Haag een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door de verzoeker in een strafzaak. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. C.F. Korvinus, verzocht om wraking van de voorzitter mr. C.G.M. van Rijnberk, omdat deze eerder betrokken was bij een andere strafzaak waarin de verzoeker was veroordeeld. De raadsman stelde dat de voorzitter niet meer onpartijdig kon zijn door haar eerdere betrokkenheid bij de zaak. Het hof heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat er onvoldoende concrete aanwijzingen waren voor partijdigheid of vooringenomenheid van de voorzitter. De wrakingskamer oordeelde dat de enkele omstandigheid dat onderzoeksresultaten uit de eerdere zaak in het dossier van de huidige zaak waren gevoegd, niet voldoende was om aan te nemen dat de voorzitter niet onpartijdig zou zijn. De gang van zaken rondom de behandeling van de eerdere zaak werd ook niet als zodanig uitzonderlijk beschouwd dat dit een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleverde. De wrakingskamer concludeerde dat het gebrek aan vertrouwen van de verzoeker in de voorzitter onvoldoende was gestaafd met concrete feiten en omstandigheden. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen door een meervoudige kamer, en de betrokken rechters hebben de zaak op dezelfde dag behandeld.