In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag, waarin de kinderalimentatie en partneralimentatie zijn vastgesteld. De vrouw, wonende in Egypte, heeft op 20 april 2015 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van 19 januari 2015. De man, ook van Egyptische nationaliteit, heeft op 9 juli 2015 een verweerschrift ingediend. De zaak is op 18 november 2015 mondeling behandeld, waarbij de vrouw en haar advocaat niet verschenen. De rechtbank had eerder de echtscheiding uitgesproken en de alimentatieverplichtingen van de man vastgesteld. De vrouw verzoekt in hoger beroep om de bestreden beschikking te vernietigen en de alimentatieverplichtingen opnieuw vast te stellen, terwijl de man het beroep bestrijdt en verzoekt om de vrouw in de kosten te veroordelen. Het hof oordeelt dat de rechtbank de kinderalimentatie op juiste gronden heeft vastgesteld en dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat zij recht heeft op partneralimentatie. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en compenseert de proceskosten in hoger beroep.