ECLI:NL:GHDHA:2016:3701
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens noodweer na mishandeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1989, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis voor mishandeling. De tenlastelegging betrof een incident op 27 april 2015 te Leiden, waarbij de verdachte de benadeelde partij zou hebben mishandeld door deze tegen zijn linker oog te slaan en/of een duw te geven, waardoor de benadeelde van de trap viel.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om vernietiging van het vonnis en ontslag van rechtsvervolging voor de verdachte, op basis van noodweer. Het hof heeft de verklaring van de verdachte en de getuige in overweging genomen, waaruit bleek dat de aangever de verdachte had geduwd, wat leidde tot de mishandeling. Het hof oordeelde dat de verdachte handelde uit noodzakelijke verdediging, omdat er sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar voor een wederrechtelijke aanranding van zijn lijf.
Het hof concludeerde dat het handelen van de verdachte niet wederrechtelijk was en dat de tenlastegelegde mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Daarom sprak het hof de verdachte vrij en vernietigde het vonnis waarvan beroep. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, en het arrest werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffiers.