ECLI:NL:GHDHA:2016:3686

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2016
Publicatiedatum
13 december 2016
Zaaknummer
22-000440-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam inzake diefstal van verzorgings- en schoonheidsartikelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van diefstal van verzorgings- en schoonheidsartikelen op 23 september 2015, waarbij hij samen met zijn partner handelde. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, met bijzondere voorwaarden. De verdachte was eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten en had een taakstraf opgelegd gekregen, waarvan een deel voorwaardelijk was. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een ander ten laste gelegd feit. De bewezenverklaring van de diefstal is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die tijdens de zittingen zijn gepresenteerd. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte moet zich gedurende de proeftijd bij een forensische polikliniek onder behandeling stellen. De proeftijd is met één jaar verlengd, omdat de verdachte de voorwaarden van zijn eerdere veroordeling niet had nageleefd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000440-16
Parketnummers: 10-662049-15 en 10-078789-15 (TUL)
Datum uitspraak: 30 september 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 25 januari 2016 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortejaar] 1969 te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 16 september 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, met aftrek van voorarrest, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en onder, naast de wettelijk voorgeschreven algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd bij De Waag onder ambulante behandeling zal stellen. Voorts is de proeftijd, vastgesteld bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam d.d. 9 juli 2015, parketnummer 10-078789-15, met één jaar verlengd.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien in zoverre in het ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan het inhoudelijke oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 23 september 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel gelegen aan het Maltplein, heeft weggenomen diverse verzorging- en/of schoonheidsartikelen en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Kruidvat, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
2:
hij in of omstreeks de periode van 22 september 2015 tot en met 23 september 2015 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel gelegen aan het Ambachtsplein en/of de Henk Speksnijderstraat, heeft weggenomen diverse verzorgings- en/of schoonheidsartikelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Big Bazar, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op
of omstreeks23 september 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in
/uiteen winkel, gelegen aan het Malt
aplein, heeft weggenomen diverse verzorging
s- en/of schoonheidsartikelen
en/of sieraden, in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan
hetKruidvat
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
2:
hij in
of omstreeksde periode van 22 september 2015 tot en met 23 september 2015 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in
/uiteen winkel, gelegen aan
het Ambachtsplein en/ofde Henk Speksnijderstraat, heeft weggenomen diverse verzorgings- en/of schoonheidsartikelen,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan
deBig Bazar
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf en dat het hof, in zoverre opnieuw rechtdoende, aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken zal opleggen, met een proeftijd van twee jaren en onder, naast de wettelijk voorgeschreven algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd bij De Waag onder ambulante behandeling zal stellen.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 23 september 2015 tot tweemaal toe, waarvan eenmaal tezamen met zijn toenmalige partner, schuldig gemaakt aan diefstal van verzorgings- en/of schoonheidsartikelen. Winkeldiefstal is een feit dat doorgaans, naast de nodige overlast, financiële schade voor het betrokken winkelbedrijf met zich brengt.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
31 augustus 2016, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten. Die veroordelingen, waaronder een veroordeling van nog geen drie maanden voordien tot een deels voorwaardelijke taakstraf ter zake van meerdere diefstallen, hebben hem er kennelijk niet van kunnen weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur thans een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 9 juli 2015, parketnummer 10-078789-15, is de verdachte veroordeeld tot een taakstaf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis, met bevel dat een gedeelte van die taakstraf, groot 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep – in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke gedeelte van de opgelegde straf, gevorderd dat de proeftijd van met één jaar zal worden verlengd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. De vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke gedeelte van de opgelegde taakstraf is op zich derhalve gegrond.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, is het hof evenwel met de advocaat-generaal van oordeel dat de proeftijd met één jaar moet worden verlengd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de
verdachte niet-ontvankelijkin het hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het inhoudelijke oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) wekenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte
- zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit schuldig maakt,
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt,
- geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel
- de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de verdachte zich gedurende de proeftijd bij de forensische polikliniek
“De Waag” dan wel, zulks ter beoordeling van de reclassering, een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg onder behandeling zal stellen en zich zal houden aan de aanwijzingen welke hem in het kader van die behandeling zullen worden gegeven, een en ander zo lang als de reclassering dat in overleg met de behandelaar(s)/zorginstelling nodig acht.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verlengt de proeftijd, vastgesteld bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 9 juli 2015, parketnummer 10-078789-15, met een termijn van
1 (één) jaar.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll,
mr. L.A.J.M. van Dijk en mr. J.J.H.M. van Gennip, in bijzijn van de griffier mr. S.S. Mangal.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 september 2016.
Mr. J.J.H.M. van Gennip en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.