Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.Procesgang
3.Tenlastelegging
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 14 augustus 1995 tot en met 16 augustus 1995 te Rotterdam in/uit een woning gelegen aan de [adres 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] (geboren 20 juni 1913) van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk
hij op of omstreeks 15 juli 1995 te Rotterdam in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden (ondermeer vijf, althans een of meer ringen en/of twee, althans een of meer kettingen) en/of twee horloges en/of een bedrag aan geld (ongeveer fl 2000,=), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] (geboren op 23 maart 1906), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het door verdachte en/of zijn mededader(s)
hij op of omstreeks 26 juli 1995 te Rotterdam in een woning gelegen aan de [adres 3], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden (waaronder drie, althans een of meer ring(en) en/of twee, althans een of meer kettingen) twee horloges en/of een strijkijzer en/of een of meer bank- en/of giropassen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] (geboren op 25 december 1919), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het door verdachte en/of zijn mededader(s)
4.Het vonnis waarvan beroep
5.Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
- er is geen sprake geweest van een zorgvuldig opsporingsonderzoek, nu dat dadergericht en verkokerd heeft plaatsgevonden en er geen verificatie en falsificatie van onderzoeksresultaten heeft plaatsgevonden;
- voor de verdachte belastend bewijsmateriaal is zoekgeraakt, waardoor tegenonderzoek niet meer mogelijk is;
- voor de verdachte –mogelijk- ontlastend materiaal is zoekgeraakt, waardoor nader onderzoek niet meer mogelijk is;
- alternatieve daderscenario’s zijn door het Openbaar Ministerie weggelaten uit het dossier;
- de mogelijk ontlastende onderzoeksresultaten van de fotoconfrontatie van mevrouw [slachtoffer 3] zijn door het Openbaar Ministerie weggelaten uit het dossier;
- de keuzeconfrontatie met betrekking tot [getuige 1] is onjuist uitgevoerd;
- het op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal d.d. 12 juni 2000 van de verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] is in strijd met de waarheid opgemaakt, nu zij hebben gerelateerd dat zij bij de huiszoeking in Polen aanwezig waren, terwijl uit het relaas van de Poolse verbalisant [verbalisant 5] blijkt dat de betreffende verbalisanten de woning hebben verlaten voordat de huiszoeking een aanvang nam.
doelbewustof
met grove veronachtzamingvan de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak dan wel diens recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM, te kort zou zijn gedaan, zodat het verweer hieromtrent wordt verworpen.
dominus litisis en na opsporingsonderzoek beslist of een verdachte al dan niet vervolgd gaat worden. Het Nederlandse stelsel van strafvordering kent noch de mogelijkheid noch de verplichting voor het Openbaar Ministerie om ten aanzien van meerdere verdachten verschillende (dader)scenario’s voor te leggen aan de rechter. Wel dient het Openbaar Ministerie verantwoording te kunnen afleggen voor de keuzen die zijn gemaakt in het vooronderzoek, hetgeen het Openbaar Ministerie in het onderhavige geval naar het oordeel van het hof in voldoende mate heeft gedaan. Die verantwoordingsplicht van het Openbaar Ministerie brengt echter niet met zich dat al hetgeen in het voorbereidend onderzoek is onderzocht in het onderhavige dossier gevoegd dient te worden. Los daarvan is de enkele constatering dat er in een opsporingsonderzoek informatie over potentiële of gewezen verdachten buiten het strafdossier is gehouden onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat sprake is van een verzuim als door de verdediging betoogd. Daar komt in het concrete geval bij dat de betreffende onderzoeken op verzoek van de verdediging uiteindelijk ook in het onderhavige dossier zijn gevoegd.
6.Standpunt van het Openbaar Ministerie
7.Vrijspraak
8.Het bewijs: de gevoerde verweren ten aanzien van de feiten 1 en 3
- de dactyloscopische sporen [adres 1] waar primair reden is tot twijfel aan de authenticiteit van de onderzochte sporen, en waar subsidiair door de klaarblijkelijk onderbroken “chain of evidence” sprake is van een verwijtbaar en onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek – hetgeen ook schending van artikel 6 EVRM impliceert – doordat de regel met betrekking tot het verkrijgen van betrouwbaar bewijsmateriaal is geschonden hetgeen nadeel veroorzaakt voor de verdachte doordat evident onbetrouwbaar bewijsmateriaal in het dossier is gevoegd.
- het Delbana horloge en de foto daarvan, alsmede de herkenning van het horloge door de zonen en de schoondochter van het slachtoffer, waar primair twijfel aan de authenticiteit aan het voorwerp en de foto bestaat, reden waarom ook twijfel bestaat aan de herkenning door de nabestaanden van het slachtoffer, terwijl de foto’s van de in beslag genomen goederen weg zijn zodat geen controle meer mogelijk is hetgeen raakt aan de betrouwbaarheid van het materiaal – hetgeen ook schending van artikel 6 EVRM impliceert - , en subsidiair sprake is van een verwijtbaar en onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek doordat de regel met betrekking tot het verkrijgen van betrouwbaar bewijsmateriaal is geschonden hetgeen nadeel veroorzaakt voor de verdachte doordat evident onbetrouwbaar bewijsmateriaal in het dossier is gevoegd.
- de (kopie) postwissel naar Polen en het daaromtrent opgemaakte proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 8], nu primair er een sterke aanwijzing is dat de datum op de postwissel niet 16 maar 14 augustus 1995 is, terwijl verbalisant [verbalisant 8] niet de moeite heeft genomen de datum te controleren, terwijl tegenonderzoek niet meer mogelijk is– hetgeen ook schending van artikel 6 EVRM impliceert – , en subsidiair derhalve sprake is van een verwijtbaar en onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek doordat de regel met betrekking tot het verkrijgen van betrouwbaar bewijsmateriaal is geschonden hetgeen nadeel veroorzaakt voor de verdachte doordat evident onbetrouwbaar bewijsmateriaal in het dossier is gevoegd.
- DNA-onderzoek met betrekking tot de sigarettenpeuk T19 en de schaamhaar T18 c.q. AUA805 en AUA806 alsmede ATA177, nu primair het recht op tegenonderzoek niet geëffectueerd is kunnen worden
- de verklaring van de getuige [getuige 1] primair nu de selectie van de aan deze getuige getoonde foto’s niet voldoet aan de regels en de confrontatie eerst lang na de eerste waarneming heeft plaatsgevonden, en subsidiair nu dit een verwijtbaar en onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek inhoudt– hetgeen ook schending van artikel 6 EVRM impliceert – doordat de regel met betrekking tot het verkrijgen van betrouwbaar bewijsmateriaal is geschonden hetgeen nadeel veroorzaakt voor de verdachte doordat evident onbetrouwbaar bewijsmateriaal in het dossier is gevoegd.
- een Indus horloge waarvan niet met zekerheid valt vast te stellen of dit exemplaar aan het slachtoffer toebehoorde nu, ten eerste, het niet op de lijst gestolen goederen vermeld staat en, ten tweede, niet vast staat dat dit horloge het horloge is dat door het slachtoffer is herkend en daarenboven de herkenning door het slachtoffer twijfelachtig is te noemen aangezien deze door haar geestesgesteldheid is beïnvloed, terwijl, ten derde, tegenonderzoek niet meer mogelijk is hetgeen een schending van artikel 6 EVRM impliceert. Derhalve dient de foto van het Indus horloge en de herkenningen van het horloge door het slachtoffer en haar zoon en schoondochter primair als onbetrouwbaar van het bewijs te worden uitgesloten, en subsidiair nu sprake is van een verwijtbaar en onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek doordat de regel met betrekking tot het verkrijgen van betrouwbaar bewijsmateriaal is geschonden hetgeen nadeel veroorzaakt voor de verdachte doordat evident onbetrouwbaar bewijsmateriaal in het dossier is gevoegd.
- een Philips strijkijzer waarvan niet met zekerheid valt vast te stellen of dit exemplaar aan het slachtoffer toebehoorde nu verzuimd is de unieke code te controleren/noteren. Daarom dient de foto van dit strijkijzer en de herkenningen daarvan door het slachtoffer, haar zoon en schoondochter primair als onbetrouwbaar terzijde te worden gesteld, en
- een EDAH-card waarvan niet met zekerheid valt vast te stellen of dit exemplaar aan het slachtoffer toebehoorde nu twijfel bestaat over het nummer van de card – en in strijd met artikel 152 Wetboek van Strafvordering niet is geverbaliseerd op welke datum is gesproken met Vendex Food Group –, terwijl de card weg is. Bovendien staat deze card niet op de lijst gestolen goederen en is niet duidelijk waar bij het slachtoffer die card was.
9.Bewijs: oordeel van het hof
WA805 en A
WA806 en het bestaan daarvan is ook overigens niet aannemelijk geworden. Wel bevinden zich bij de stukken het rapport van de NFI-onderzoeker Dieltjes d.d. 19 januari 2015 en, als contra-expertise, het rapport van Herbergs d.d. 30 september 2015. In beide rapporten wordt slechts melding gemaakt van twee sigarettenpeuken, T19 en T20, met ook hier een aanvullend nummer per peuk. Dat betekent dat de vermelding in de brief van de rechter-commissaris d.d. 20 juni 2000 van de nummers A
WA805 en A
WA806 op grond waarvan de verdediging tot haar stelling komt, voor een kennelijke misslag dient te worden gehouden nu ook de aanvragen voor onderzoek aan de betreffende peuken de vermeldingen T19/AUA805 en T20/AUA806 bevatten. [26] Het verweer wordt derhalve verworpen.
dominus litisis en na opsporingsonderzoek beslist of een verdachte al dan niet vervolgd gaat worden en of de zaak zal worden aangebracht bij de rechter.
- een handpalmspoor op een afstand van 100 cm. van de buitendeur en op een hoogte van 105 cm. (spoor 3);
- een handpalmspoor op een afstand van 105 cm van de buitendeur en op een hoogte van 100 cm. (spoor 4);
- een handpalmspoor op een afstand van 160 cm. van de buitendeur en op een hoogte van 65 cm. (spoor 5).
- circa drie a vijf centimeter lange snee in het achterhoofd,
- diverse kneuzingen in het gelaat,
- drukplekken in de mondhoeken kennelijk het gevolg van een kneveldoek welke strak is aangetrokken,
- drukplekken in de hals die erop wijzen dat het slachtoffer stevig is vastgegrepen in haar hals,
- zowel aan de linker- als aan de rechterpols striemen kennelijk ten gevolge van een strak aangetrokken knevel,
- een gekneusde rib aan de linkerzijde.
10.Bewezenverklaring
hij op een tijdstip in
of omstreeksde periode van
/uiteen woning gelegen aan de [adres 1]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] (geboren 20 juni 1913) van het leven heeft beroofd, immers heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededader(s)opzettelijk
/of
meermalen, althans eenmaalmet een of meer voorwerp(en) en/of met de hand(en) tegen het hoofd geslagen en/of gestompt
en/ofwaardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of waardoor letsel aan het hoofd van die [slachtoffer 1] is ontstaan en
/of
meermalen, althans eenmaal,met een of meer voorwerp(en) en/of met de hand(en) en/of voet(en) tegen de ribben geslagen en/of geschopt en/of geduwd en/of gedrukt
en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal van een bankpas (VSB) en
/ofeen
of meersiera
(a
)d
(en)van die [slachtoffer 1]
in/uit die woning, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
hij op
of omstreeks26 juli 1995 te Rotterdam in een woning gelegen aan de [adres 3],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een hoeveelheid sieraden (waaronder drie, althans een of meer ring(en) en/of twee, althans een of meer kettingen) tweeeenhorloge
s en/of een strijkijzer en/of een of meer bank- en/of giropassen, in elk gevalenenig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 3] (geboren op 25 december 1919), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldbestond
(en)uit het door verdachte
en/of zijn mededader(s)
en/of
/of
/ofde voeten van die [slachtoffer 3] en
/of
11.Bewijsvoering
12.Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
13.Strafbaarheid van de verdachte
14.Strafmotivering
15.Benadeelde partij
16.Toepasselijke wettelijke voorschriften
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) jaren.
€ 7.407,28 (zevenduizend vierhonderdzeven euro en achtentwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
72 (tweeënzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.