ECLI:NL:GHDHA:2016:3634

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2016
Publicatiedatum
8 december 2016
Zaaknummer
22-000794-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen onvoorwaardelijke PIJ-maatregel en jeugddetentie na gewelddadige woningoverval

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel en jeugddetentie voor de duur van negen maanden. De zaak betreft een gewelddadige woningoverval die plaatsvond op 21 juni 2014 in Rotterdam, waarbij de bewoners met wapens zijn bedreigd en mishandeld. De verdachte heeft in eerste aanleg niet meegewerkt aan observatie, maar heeft in hoger beroep zijn houding veranderd en werkt nu mee aan rapportages. De deskundigen adviseren de verdachte als volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen, maar adviseren ook een PIJ-maatregel vanwege een gedragsstoornis die zich ontwikkelt naar een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie en gelast zijn plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn geconstateerd en de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere vonnissen afgewezen. De beslissing is genomen op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij het hof de noodzaak van behandeling in een residentieel kader benadrukt.

Uitspraak

PROMIS

Rolnummer: 22-000794-15
Parketnummers: 10-691137-14, 10-692000-15,
10-661316-12 (TUL) en 10-702282-13 (TUL)
Datum uitspraak: 8 december 2016
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 februari 2015 en de van dat vonnis deeluitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
thans gedetineerd in de [naam inrichting].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 7 april 2016 en 24 november 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het bij parketnummer 10-691137-14 onder 1 en 2 en het bij parketnummer 10-692000-15 ten laste gelegde veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 9 maanden, met aftrek van de tijd die is doorgebracht in voorarrest. Daarnaast is aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna ook: PIJ-maatregel) opgelegd. Voorts is omtrent de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de vorderingen tot tenuitvoerlegging beslist als nader vermeld in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 10-691137-14:

1.hij op of omstreeks 21 juni 2014 te Rotterdam om (ongeveer) 00.30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere mobiele telefoon(s), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),

en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meerdere mobiele telefoon(s) en/of laptop(s) en/of siera(a)d(en) en/of een Playstation en/of een portemonnee en/of een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het meermalen, althans eenmaal,
- tonen van een mes en/of een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, en/of (een) patro(o)n(en) aan bovengenoemde perso(o)n(en) en/of
- plaatsen en/of richten van een mes op de borst, althans het lichaam, van die [slachtoffer 4] en/of
- drukken van een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op het gezicht van die [slachtoffer 3] en/of
- richten van een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op bovengenoemde perso(o)n(en) en/of
- slaan met een (vuur)wapen, althans met een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, tegen/op het hoofd van die [slachtoffer 3] en/of
- slaan met een (vuur)wapen, althans met een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, tegen/op het (achter)hoofd van die [slachtoffer 1] (waarna die [slachtoffer 1] het bewustzijn verloor) en/of
- maken van een slaande beweging met een (vuur)wapen, althans met een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 5 ] en/of
- tegen de grond duwen van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] en/of
- schoppen en/of trappen tegen het lichaam en/of hoofd van die [slachtoffer 2], nadat die [slachtoffer 2] van de bank werd getrokken (waarna die [slachtoffer 2] het bewustzijn verloor) en/of
- zeggen/roepen tegen/naar bovengenoemde perso(o)n(en): "Naar binnen!" en/of "Allemaal op de grond zitten/liggen!" en/of "Laat je handen zien!" en/of "Waar is de kluis?! Waar is het geld?!" en/of "Dit is geen grap!" en/of "Iedereen zijn zakken leeg maken!" en/of "Wie ons in de ogen kijkt, is genaaid! Allemaal naar de grond kijken!", althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekking, en/of
- doorzoeken van de woning en/of
- pakken van een geldbedrag uit de kleding van genoemde [slachtoffer 3] en/of
- pakken van (een) mobiele telefoon(s) en/of een portemonnee uit de broekzak(ken) van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of
- trekken van (een) ring(en) van de vingers van die [slachtoffer 4] en/of
- met tiewraps en/of ducktape vastbinden van de handen/polsen van bovengenoemde perso(o)n(en) en/of
- plakken/plaatsen van ducktape en/of een theedoek over/om de mond(en)/ hoofd(en) van bovengenoemde perso(o)n(en) en/of
- plaatsen van een voorwerp in de mond van die [slachtoffer 2] en/of
- met een broeksriem vastbinden van de benen/voeten van die [slachtoffer 2];

2.hij op of omstreeks 20 juni 2014 en/of 21 juni 2014 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer ander[en], althans alleen, een wapen en/of [bijbehorende] munitie als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III van de wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 sub 3 van die wet in de vorm van een revolver (merk: BBM, model: Olympic 38, kaliber: .22 LR en/of (een) kogelpatro(o)n(en) voorhanden heeft gehad;

parketnummer 10-692000-15
hij op of omstreeks 22 oktober 2014 te Sassenheim, gemeente Teylingen, een N.N.-persoon, te weten een groepsleider/personeelslid (met het (personeels)nummer: xxxxx) van het Forensich Centrum Teylingereind en/of een N.N.-persoon, te weten een groepsleider/personeelslid (met het (personeels)nummer: xxxxx) van het Forensich Centrum Teylingereind heeft mishandeld door (met kracht) meermalen, althans eenmaal op/tegen het/de gezicht(en)/ hoofd(en) van voornoemd(e) personeelslid/personeelsleden van het Forensisch Centrum Teylingereind te stompen/ slaan.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat het bij parketnummer 10-691137-14 onder 1 en 2 en het bij parketnummer 10-692000-15 zal worden bewezen verklaard en dat de verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 9 maanden, met aftrek van de tijd die is doorgebracht in voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen wordt opgelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel, dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, zodat het vonnis, waarvan beroep, met overneming van gronden behoort te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de opgelegde straf en de motivering daarvan, alsmede behoudens de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging.
Het vonnis moet op die onderdelen worden vernietigd en in zoverre moet opnieuw worden rechtgedaan.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan een zeer gewelddadige woningoverval. Bij deze overval zijn de bewoners met wapens bedreigd, geslagen en
vastgebonden met ductape en tiewraps. Overvallen in woningen veroorzaken niet alleen bij de directe slachtoffers gevoelens van onveiligheid en angst, maar ook in de maatschappij in het algemeen. Net als de rechtbank rekent het hof de verdachte zwaar aan dat hij blijk heeft gegeven geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit en de persoonlijke eigendommen van de slachtoffers. Het moet voor de personen in de woning buitengewoon beangstigend zijn geweest dat zij, in een woning waar zij zich veilig waanden, op brute wijze zijn overvallen. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke gewelddadige misdrijven daarvan nog geruime tijd zowel lichamelijk als geestelijk hinder en klachten kunnen ondervinden.
Voorts heeft verdachte met anderen een vuurwapen en munitie van categorie III voorhanden gehad.
Ten slotte heeft hij zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van twee groepsleiders in de justitiële jeugd inrichting, waar de verdachte op dat moment preventief gedetineerd zat.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 november 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Persoon van de verdachte
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof onder meer acht geslagen op de inhoud van de tot het persoonsdossier van de verdachte behorende recente rapportage, te weten Het Klinisch Multidisciplinair onderzoek van Pro Justitia, Observatieafdeling Teylingereind, opgesteld en ondertekend door drs. R. Haveman, GZ-psycholoog en drs. A.N. Walstra (psychiater in opleiding), onder supervisie van drs. N.J.M. Beuk, psychiater, d.d. 1 augustus 2016.
In de voornoemde rapportage komt onder meer – zakelijk weergegeven - het navolgende naar voren:
Het beeld dat uit het huidige multidisciplinaire onderzoek naar voren komt is grotendeels overeenkomstig het vorige multidisciplinaire onderzoek van de observatieafdeling d.d. 22 december 2014. De verdachte heeft meegewerkt aan het observatieonderzoek.
Bij de verdachte is sprake van een antisociale ontwikkeling, die zich inmiddels heeft geconsolideerd in een antisociale persoonlijkheidsstoornis. In het verlengde van deze problematiek is voorts sprake van problemen in de agressieregulatie. Verder is bij de verdachte sprake van een disharmonisch intelligentieprofiel.
Ten tijde van de overval op de woning was volgens de deskundigen sprake van een gedragsstoornis, ten tijde van het agressie incident in Teylingereind van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Het verschil in aanduiding heeft te maken met de leeftijd van de verdachte op die momenten.
Tijdens de delictbespreking heeft de verdachte aangegeven bewust de keuze te hebben gemaakt om het huis te overvallen en daarbij zijn emoties te hebben uitgeschakeld. Onderzoekers zien in de aanloop naar het ten laste gelegde en de uitvoering ervan, indien bewezen, geen aanknopingspunten voor een doorwerking van de problematiek die de wilsvrijheid of keuzemogelijkheden zou hebben aangetast. Geconcludeerd wordt dat de psychopathologie onvoldoende invloed had om van een doorwerking te kunnen spreken.
Ten aanzien van de mishandelingen in Teylingereind wordt door de onderzoekers een andere dynamiek gezien. Dit incident lijkt een reactiever karakter te hebben, waarbij impulsiviteit en een gebrekkige agressieregulatie een grotere rol hebben gespeeld.
Onderzoekers zijn van mening dat, indien de feiten bewezen worden verklaard, de verdachte ten aanzien van de woningoverval en het vuurwapenbezit als volledig toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd en dat hij ten aanzien van de mishandelingen als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd.
Het algehele recidiverisico wordt op grond van de taxatie en klinisch inzicht op hoog gesteld. Het steunsysteem wordt door de onderzoekers pedagogisch onvoldoende in staat geacht om het normatief besef en de morele ontwikkeling van de verdachte te verbeteren. Ook wordt de verdachte negatief beïnvloed door leeftijdgenoten.
De onderzoekers zijn van mening dat de problematiek van de verdachte nog verdere orthopedagogische interventie behoeft. Bij de behandeling moet aandacht zijn voor morele ontwikkeling/empathie, het verbeteren van de spanningsregulatie en het creëren van een reëel toekomstperspectief. Er moet worden ingezet op een passend scholingstraject en er moet worden gewerkt richting zelfstandigheid.
De onderzoekers geven aan dat er thans een positieve verandering van verdachte‘s houding zichtbaar is. Hoewel deze berekenend en sociaal wenselijk is ingegeven, heeft hij hiermee in de afgelopen periode de eerste stappen in zijn behandeling gezet.
De deskundigen achten het van belang dat de PIJ-maatregel wordt opgelegd, maar geven tevens aan dat naar hun inzicht in het behandeltraject snel met een verloftraject zou moeten worden gestart. Op die manier wordt aan de verdachte perspectief geboden en wordt hij beloond voor zijn gedrag. Een lange intramurale behandeling zonder verloven wordt onwenselijk en als demotiverend beschouwd. Onderzoekers benadrukken dat de haalbaarheid van een traject samenhangt met het belonen van de positieve ontwikkeling tot dusver.
Opgemerkt wordt in het rapport dat een complicerende factor bij voormelde overweging aangaande de uitvoering van de behandeling kan zijn dat de termijn van de maatregel formeel pas ingaat vanaf het moment van onherroepelijk worden van het onderhavige arrest. De onderzoekers geven echter aan dat het in casu van belang is van de reguliere gang van zaken af te wijken.
De verdachte is pedagogisch beïnvloedbaar en kan profiteren van een orthopedagogische invalshoek. Er is geen sprake van een lange geschiedenis van crimineel gedrag en de verdachte heeft feitelijk nog nooit zelfstandig gewoond. Hoewel hij de leeftijd van achttien jaar was gepasseerd tijdens het agressieve incident in Teylingereind wordt opgemerkt dat hij in een jeugdinrichting verbleef en sociaal-emotioneel
achterloopt ten opzichte van leeftijdgenoten. Alles overziend zijn onderzoekers van mening dat toepassing van het jeugdstrafrecht ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten, vanuit gedragskundig perspectief, aangewezen is.
Geadviseerd wordt om aan de verdachte de PIJ-maatregel op te leggen, zodat de verdachte de behandeling die reeds gestart is kan afmaken en hiermee een zo gunstig mogelijk persoonlijkheidsontwikkeling kan doormaken.
Het heeft de voorkeur van de deskundigen om de PIJ-maatregel ten uitvoer te leggen in de JJI Hartelborgt, nu de verdachte daar de eerste stappen in zijn behandeling heeft gezet.
Verklaringdeskundige Beukter terechtzitting in hoger beroep
De deskundige Beuk heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 24 november 2016 het volgende naar voren gebracht.
De deskundige heeft ter terechtzitting in hoger beroep desgevraagd nader uiteengezet op welke gronden de deskundigen in het rapport zijn gekomen tot het advies om de verdachte ten aanzien van de woningoverval toerekeningsvatbaar te verklaren, ondanks de bij hem geconstateerde problematiek en de gelijktijdigheid van die problematiek en het delict. De onderzoekers hebben
in de aanloop naar(voorbereiding van) het delict onvoldoende doorwerking gezien van de problematiek in het handelen van de verdachte. Anders ligt dat volgens de verklaring van de deskundige ter terechtzitting voor de uitvoering van het delict zelf. De deskundige ziet in de uitvoering en in de mate van het gebruikte geweld
welaanwijzingen voor doorwerking van de problematiek in het handelen van de verdachte. Zo ook verloor verdachte het overzicht nu de geplande overval anders liep dan tevoren door hem voorzien (er waren meer mensen aanwezig, er was geen kluis); mede daardoor is de beperkte drempel om geweld te gebruiken door hem overschreden.
Een en ander had in dat verband duidelijker in het rapport kunnen worden opgenomen.
De deskundige heeft te kennen gegeven dat het advies ook thans luidt dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel aan de verdachte dient te worden opgelegd, nu deze noodzakelijk wordt geacht.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van de strafoplegging, voor zover het de PIJ-maatregel betreft, als standpunt ingenomen dat sprake is van doorwerking van verdachte’s problematiek op het plegen van het delict en de uitvoering van het delict. De advocaat-generaal heeft bij dat laatste gewezen op hetgeen de deskundige Beuk ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht omtrent de uitvoering van het delict, bij welke uitvoering zoals eerder aangegeven fors geweld is gebruikt. De problematiek van de verdachte, zijnde de gebrekkige emotieregulatie, het verliezen van overzicht en prikkelbaarheid kunnen volgens de advocaat-generaal allen van invloed zijn geweest op de situatie. De verdachte dient verminderd toerekeningsvatbaar te worden verklaard en aan hem dient de PIJ-maatregel te worden opgelegd. De advocaat-generaal heeft voorts te kennen gegeven geen ruimte te zien voor het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven dat het hoger beroep zich richt op de strafmodaliteit.
Het primaire standpunt van de verdediging houdt in dat de PIJ-maatregel niet aan de verdachte zal worden opgelegd, nu niet aan de wettelijke eisen is voldaan. De raadsman heeft in dat verband betoogd dat nu door de deskundigen die het rapport hebben opgesteld het verband tussen de problematiek van de verdachte en het delict niet wordt gezien, de doorwerking van de problematiek op het delict niet is gegeven en ook niet dient te worden aangenomen. De verdachte dient dan ook toerekeningsvatbaar te worden verklaard ten aanzien van de woningoverval. Nu de mishandeling geen PIJ-waardig feit betreft, kan de maatregel niet aan de verdachte worden opgelegd.
Subsidiair heeft de raadsman het hof in overweging gegeven een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
Meer subsidiair heeft de raadsman het hof verzocht bij arrest een overweging te wijden aan het verloop van de behandeling, een en ander zodat sneller dan gebruikelijk een verlofregeling tot stand kan komen.
De raadsman heeft voorts gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn. Naar inzicht van de verdediging dient deze overschrijding, ondanks dat een deel van de vertraging is gelegen in de onderzoekswens van de verdediging, te worden meegenomen in de afweging omtrent de strafmodaliteit.
Overwegingen van het hof
Het hof kan zich grotendeels vinden in de conclusies van het rapport dat is opgesteld door de deskundigen Haveman en Walstra d.d. 1 augustus 2016 als hierboven vermeld. Met inachtneming van hetgeen deskundige Beuk ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht, komt het hof tot de conclusie dat de stoornis niet alleen ten tijde van het delict aanwezig was, maar ook dat de stoornis heeft doorgewerkt in het handelen van de verdachte bij het plegen van het delict. Het hof acht de verdachte gelet op die conclusie ook ten aanzien van de woningoverval enigszins verminderd toerekeningsvatbaar.
Voor het overige neemt het hof de beschouwingen en conclusies in het rapport over en maakt deze tot de zijne.
Met inachtneming van de hierboven genoemde rapportage komt het hof tot het volgende oordeel.
Het hof acht het onvoorwaardelijk opleggen van de PIJ-maatregel noodzakelijk, gelet op de gebleken problematiek bij de verdachte en de gebleken noodzaak de verdachte in een residentieel kader (verder) te behandelen.
Een andere strafmodaliteit dan het opleggen van de PIJ-maatregel is naar het oordeel van het hof, mede gelet op de ernst van het feit, niet aangewezen.
Aan de in artikel 77s, eerste lid, onder a, b en c, van het Wetboek van Strafrecht cumulatief gestelde voorwaarden is voldaan, aangezien het bewezenverklaarde een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van goederen of personen het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eist en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
De tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel
Ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel hecht het hof eraan te vermelden dat de deskundigen in hun rapport op overtuigende wijze naar voren hebben gebracht dat gelet op de vorderingen die de verdachte reeds heeft gemaakt – ondanks dat de maatregel formeel nog niet is aangevangen – flexibiliteit en maatwerk bij de betrokken partijen bij de tenuitvoerlegging geboden is, temeer nu volgens de informatie aan het hof de behandeling feitelijk reeds is aangevangen.
Het hof geeft de betrokken partijen dan ook in overweging rekening te houden met hetgeen de deskundigen ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel naar voren hebben gebracht, een en ander meer concreet ziend op een voorzienbare termijn op het gebied van een verlofregeling.
Het hof adviseert de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel te doen plaats vinden in de Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt.
De redelijke termijn
Ten aanzien van de overschrijding van de redelijke termijn overweegt het hof het volgende.
Het hof heeft geconstateerd dat het dossier op 11 mei 2015 van de rechtbank is ontvangen. Op 7 april 2016 heeft bij het hof een regiezitting plaatsgevonden. Het hof stelt vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, is overschreden, nu eerst op 8 december 2016 – derhalve niet binnen de redelijke termijn van 16 maanden – arrest wordt gewezen. Het hof zal de overschrijding in die zin compenseren, dat – zoals ook door de advocaat-generaal gevorderd – de vorderingen tot tenuitvoerlegging zullen worden afgewezen.
Gelet op al het vorenstaande acht het hof het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, naast een jeugddetentie voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Vordering tot tenuitvoerlegging
10-661316-12
Bij vonnis van de meervoudige kamer te Rotterdam van 26 april 2013 onder parketnummer 10-661316-12 is de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 2 maanden, met bevel dat die jeugddetentie niet tenuitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet tenuitvoergelegde straf gevorderd dat die vordering wordt afgewezen.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat er echter termen aanwezig zijn voor afwijzing van die vordering.
De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Vordering tenuitvoerlegging
10-702282-13
Bij vonnis van de kinderrechter te Rotterdam van 20 februari 2014 onder parketnummer 10-702282-13 is de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 1 week, met bevel dat die jeugddetentie niet tenuitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet tenuitvoergelegde straf gevorderd dat die vordering wordt afgewezen.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat er echter termen aanwezig zijn voor afwijzing van die vordering.
De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 77a, 77c, 77g, 77h, 77i, 77s, 77gg, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de motivering van de straf en de vorderingen tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de plaatsing van de verdachte in een
inrichting voor jeugdigen.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Rotterdam van 10 september 2014, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer te Rotterdam van 26 april 2013, parketnummer 10-661316-12, voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 2 maanden.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Rotterdam van 10 september 2014, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter te Rotterdam van 20 februari 2014, parketnummer 10-702282-13, voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 1 week.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, mr. J.A.C. Bartels en mr. G.P.A. Aler, in bijzijn van de griffier mr. M. Simpelaar.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 december 2016.
mr. G.P.A. Aler is buiten staat dit arrest te ondertekenen.