ECLI:NL:GHDHA:2016:3621
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van een arbeidsrelatie middels een minnelijke schikking in het kader van de Wet werk en zekerheid
In deze zaak heeft [appellant] op 20 juni 2016 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter van 21 maart 2016. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M. de Boorder, heeft het hoger beroep ingesteld tegen de Gemeente Den Haag, onderdeel De Haeghe Groep, die werd bijgestaan door mr. E. Wies. Tijdens de zitting op 25 augustus 2016 heeft de enkelvoudige kamer van het hof de zaak behandeld. Op 30 november 2016 hebben de advocaten van beide partijen het hof geïnformeerd dat zij een minnelijke schikking hebben bereikt en verzocht om deze vaststellingsovereenkomst in de eindbeslissing op te nemen.
Het hof heeft vastgesteld dat partijen een minnelijke schikking hebben bereikt, vastgelegd in een “Vaststellingsovereenkomst ex artikel 7:900 BW”, ondertekend op 17 respectievelijk 18 november 2016. Het hof heeft besloten dat de vaststellingsovereenkomst in de eindbeslissing wordt opgenomen, waarbij het hof heeft geoordeeld dat de proceskosten worden gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij zijn of haar eigen kosten draagt. Het hof heeft verder alle andere verzoeken in hoger beroep afgewezen.
De beschikking is gegeven op 12 december 2016 en is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De uitspraak bevestigt de beëindiging van de procedure door de minnelijke schikking, met inachtneming van de geheimhoudingsbepalingen in de overeenkomst.