ECLI:NL:GHDHA:2016:3584

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2016
Publicatiedatum
2 december 2016
Zaaknummer
200.180.436
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contractuele relatie en aansprakelijkheid bij inlening van personeel

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Pay for People B.V. (P4P) en Pijpleidingen & Constructies Nederland B.V. (PCN) over de vraag wie de contractspartij is bij de inlening van personeel. P4P, een uitleenbedrijf, stelt dat zij de contractpartij is, terwijl PCN aanvoert dat zij met The Match B.V. heeft gecontracteerd. De zaak is in hoger beroep gekomen na een eerdere afwijzing van de vorderingen door de kantonrechter. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de communicatie tussen de partijen en de rol van The Match als tussenpersoon. Het hof concludeert dat PCN redelijkerwijs mocht aannemen dat The Match haar wederpartij was, gezien de eerdere samenwerking en de omstandigheden van de zaak. De vorderingen van P4P worden afgewezen, omdat het hof oordeelt dat de contractuele relatie tussen PCN en The Match niet is gewijzigd. P4P wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.180.436/01
Rolnummer rechtbank : 3546290 / CV EXPL 14-51986

arrest van 13 december 2016

inzake

Pay for People B.V.,

gevestigd te Rotterdam,
appellante,
hierna te noemen: P4P,
advocaat: mr. A.L. Stegeman te Heerlen,
tegen

Pijpleidingen & Constructies Nederland (PCN) B.V.,

gevestigd te Dordrecht,
geïntimeerde,
hierna te noemen: PCN,
advocaat: mr. S. Velthuizen te Rotterdam.

De verdere loop van het geding

Voor het verloop van het geding tot 8 december 2015, verwijst het hof naar zijn tussenarrest van die datum. Bij dat tussenarrest heeft het hof een comparitie van partijen gelast. Deze comparitie heeft op 18 januari 2016 plaatsgevonden. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Bij memorie van grieven (met producties) heeft P4P acht grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord heeft PCN de grieven bestreden. Vervolgens heeft P4P een akte genomen en PCN een antwoordakte.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. Voor zover de door de kantonrechter in het bestreden vonnis vastgestelde feiten door partijen niet zijn bestreden, zal ook het hof daarvan uitgaan.
2. Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1
PCN heeft in de periode januari t/m april 2014 personeel ingeleend van The Match B.V. (verder: The Match). De inlening betrof personeel dat bij The Match in dienst was.
2.2
P4P is een uitleenbedrijf. Zij stelt haar werknemers ter beschikking aan inleners, om onder leiding en toezicht van die inleners werkzaam te zijn. Zij maakt daarbij gebruik van verschillende tussenpersonen, meestal lokaal of regionaal optredende bureaus. P4P is de formele werkgever van de uitzendkrachten. Zij factureert en incasseert de door de inlener verschuldigde vergoeding. Zij betaalt hieruit onder meer het loon aan de uitzendkracht en een provisie aan de tussenpersoon. In dit kader is P4P ook gaan samenwerken met The Match. The Match heeft daartoe haar businessmodel veranderd. Op enig moment na de in 2.1 genoemde inlening is haar personeel overgegaan naar P4P en functioneert The Match nog slechts als operationeel verantwoordelijke die de vraag van de inleners en het aanbod van de uitzendkrachten bij elkaar brengt.
2.3
In juni 2014 heeft PCN aan The Match laten weten opnieuw personeel te willen inlenen. Bij e-mail van 18 juni 2014 verstrekte PCN op verzoek van The Match aan haar een uittreksel uit het handelsregister van de KvK. Bij e-mail van 20 juni 2014 schreef The Match aan PCN:
"Hierbij de namen van onze fitters voor uw project Shipdock te Amsterdam.
Start datum aanstaande maandag.
(…)"
Het ingeleende personeel is op 23 juni 2014 bij PCN begonnen.
2.4
Bij e-mailbericht van 1 juli 2014 schreef P4P aan PCN:
"Naar aanleiding van uw samenwerking met The Match B.V. sturen wij u deze brief. The Match B.V. heeft alle back-office activiteiten aan Pay for People uitbesteed. Graag vertellen wij kort iets over Pay for People en wat onze samenwerking voor u betekent. (…)
U zult van ons facturen gaan ontvangen, op basis van de tussen u en Pay for People gesloten raamovereenkomst. Deze heeft The Match met u doorgenomen, of dat zal binnenkort gebeuren. U betaalt de facturen aan ons en wij dragen zorg voor de verloning van de uitzendkrachten, afdracht van loonheffingen en de verrekeningen met The Match B.V..
Wij factureren u op basis van door The Match B.V. verstrekte gegevens omtrent uurtarieven, gewerkte uren en vergoedingen. Als een factuur volgens u niet correct is, laat dit dan zo snel mogelijk (…) aan ons én aan The Match B.V. weten. (…)
Voor operationele zaken met betrekking tot de uitzendkrachten is en blijft The Match B.V. gewoon uw aanspreekpunt. (…)
Voor de volledigheid vindt u nog onze algemene voorwaarden als bijlage."
2.5
PCN reageerde hierop bij e-mail van 2 juli 2014 als volgt:
"PCN koopt in onder onze inkoopvoorwaarden, daarmee vervallen de voorwaarden van Pay for People. Ik heb andere uitzendorganisaties erbij gepakt. Er zijn er nog twee die door een ander bureau laten factureren, maar waarbij wij alle zaken gewoon met de uitzendorganisatie zelf doen, en we niet ineens te maken krijgen met voorwaarden van een bedrijf waarvan wij nog nooit iemand gezien/gesproken hebben.
Ons voorstel. Alles blijft zoals het is en als The Match zijn facturen op wil laten maken door een ander bureau vonden wij dat prima, maar wij gaan GEEN handtekening zetten onder een overeenkomst met een bedrijf dat ons geheel onbekend is.
Alles wat The Match wil ondernemen om het werk goed te blijven doen valt onder de verantwoording van de Match en niet ineens een ander bedrijf.
Waarom:
Bij geschillen zie ik alle problemen al aankomen, en twee bedrijven wijzen naar elkaar, maar geen van beide voelt zich aangesproken.
Helaas is onze ervaring dat er bij inleners regelmatig "problemen" voordoen. Vandaar dat PCN zich ook altijd richt op bedrijven waarvan wij weten dat een en ander naar behoren opgelost wordt. Pay for people is een grote organisatie, waar PCN valt onder "een klantje" die zich te houden heeft aan alle bureaucratische regeltjes die bij de wat grote organisatie altijd de kop opsteken bij "geschillen".
2.6
Gelijktijdig dan wel kort daarna heeft PCN van The Match een zogenoemde inleenovereenkomst ontvangen, waarop als contractspartijen zijn vermeld PCN en P4P. PCN heeft genoemde overeenkomst niet getekend, maar er enkele opmerkingen bij geplaatst.
2.7
P4P heeft in de periode van 10 juli 2014 tot 23 juli 2014 een vijftalfacturen gestuurd aan PCN ter zake van de in rov. 2.3 bedoelde inlening van personeel door PCN. Op de facturen prijkt bovenaan het logo van The Match en is onderaan vermeld:
"Pay for People verzorgt de backoffice van The Match B.V. en is uw contractpartij, conform de tussen u en Pay for People gesloten inleenovereenkomst".
2.8
PCN heeft bij e-mail van 13 augustus 2014 aan The Match en P4P bericht dat zij de facturen niet in behandeling kan nemen, onder meer omdat de toeslagpercentages niet juist zouden zijn berekend. PCN verzocht de facturen volgens afspraak te herzien. Op 9 september 2014 heeft P4P een correctiefactuur verstuurd.
2.9
Op 28 augustus 2014 heeft I-Flex B.V. (verder: I-Flex) onder PCN conservatoir derdenbeslag doen leggen in verband met een vordering op The Match.
2.1
P4P heeft een zogenoemd "addendum VOORWAARDEN OVEREENKOMST INLEEN VAN PERSONEEL" opgemaakt en op 22 september 2014 per e-mail aan PCN verzonden. In het addendum worden als partijen genoemd PCN, P4P en The Match. PCN heeft het addendum niet ondertekend.
2.11
Bij e-mail van 22 september heeft The Match aan PCN bericht:
"Alle facturen verstuurd door Pay for People moeten betaald worden. (Uitgaande dat deze correct zijn). Deze vallen niet onder het beslag dat (…) is gelegd."
2.12
Bij brief van 23 september 2014 heeft de advocaat van P4P PCN gesommeerd tot betaling van de openstaande rekeningen ad € 16.014,50. PCN heeft betaling van de vordering van P4P opgeschort met beroep op art. 6:37 BW.
2.13
Bij e-mail van 6 november 2014 schreef de advocaat van PCN onder meer aan de advocaat van I-Flex:
"Uw cliënte, I-Flex Detachering B.V. heeft conservatoir derdenbeslag gelegd onder cliënte ten laste van The Match B.V.
Met de behandelend deurwaarder (…), is reeds meermaals afgestemd over de gevolgen van dit conservatoire derdenbeslag.
Daarbij is aangegeven dat cliënte op basis van een aantal facturen betalingen dient te verrichten, waartoe zij alleszins bereid is (dit onder voorbehoud van rechten en weren ter zake de hoogte van de facturen of evt. verrekeningen). Uit het dossier blijkt echter dat het 'onzeker' is wie deze vordering toekomt; The Match B.V. óf Pay for People B.V. Cliënte kan daarom niet tot uitbetaling aan één der partijen overgaan. (…)
Namens cliënte benadruk ik dat cliënte niets anders wil dan een oplossing voor de situatie waar zij onvrijwillig in is beland. Zij is bereid alle uitvoering te geven aan een conservatoir beslag, mits dit heeft 'geraakt' en The Match dus – ten tijde van het beslag – enig bedrag heeft/had te vorderen van cliënte. (…)"
2.14
In eerste aanleg vorderde P4P in conventie – zakelijk weergegeven – de veroordeling van PCN tot betaling aan haar van voornoemd bedrag van € 16.014,50, vermeerderd met handelsrente, alsmede van een bedrag van € 936,94 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met rente. In reconventie vorderde PCN de veroordeling van P4P tot betaling van € 4.899,69 aan advocaatkosten, vermeerderd met rente.
2.15
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vorderingen zowel in conventie als in reconventie afgewezen.
3.1
In hoger beroep vordert P4P – zakelijk weergegeven – de vernietiging van het bestreden vonnis (het hof begrijpt: voor zover in conventie gewezen) en opnieuw rechtdoende de toewijzing van haar inleidende vorderingen, alsmede de veroordeling tot terugbetaling van hetgeen zij ter voldoening aan het bestreden vonnis aan PCN heeft voldaan, vermeerderd met rente.
3.2
Partijen strijden ook in hoger beroep primair om de vraag met wie PCN heeft gecontracteerd: The Match of P4P. Subsidiair, voor het geval het hof zou oordelen dat PCN met The Match heeft gecontracteerd, strijden zij over de vraag of P4P op andere gronden aanspraak kan maken op betaling van de door haar verstuurde facturen. De grieven zijn gericht tegen de beantwoording van deze vragen door de kantonrechter en de daaruit volgende afwijzing van de vorderingen.
3.3
Bij de beantwoording van de vraag met wie PCN heeft gecontracteerd toen na een daartoe strekkend verzoek in juni 2014 personeel aan haar ter beschikking werd gesteld, gaat het om vraag wat partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij alle omstandigheden van het geval in aanmerking dienen te worden genomen. Daarbij geldt dat tegen hem die een verklaring of gedraging van een ander, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, geen beroep kan worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil (artikel 3:35 BW).
3.4
Gegeven de omstandigheid dat PCN – onbestreden – reeds eerder personeel van The Match had ingeleend, mocht zij er zonder tegenbericht van uitgaan dat The Match haar volgende verzoek op dezelfde wijze zou behandelen en dat The Match dus opnieuw haar wederpartij zou zijn. Dit zou mogelijk anders zijn, indien PCN wist dat The Match haar businessmodel inmiddels had veranderd en nog slechts fungeerde als tussenpersoon die de
vraag van inleners koppelde aan het aanbod van inleenkrachten door P4P. Dat dit het geval was, is echter niet gesteld of gebleken. De enkele omstandigheid dat The Match haar businessmodel inmiddels gewijzigd had, is niet toereikend om te oordelen dat PCN niet met The Match gecontracteerd heeft. Of het door PCN gewenste personeel nog in dienst was van The Match en / of PCN wist dat The Match gebruik zou maken van een payroll bedrijf, is evenmin relevant. Een verbintenis kan immers door een ander dan de schuldenaar worden nagekomen, tenzij haar inhoud of strekking zich daartegen verzet (artikel 6:130 lid 1 BW). The Match kon dus aan haar verbintenis voldoen door personeel van P4P aan PCN ter beschikking te stellen. Dat het bepaalde in artikel 7:690 BW aan het vorenstaande in de weg zou staan – zoals P4P kennelijk meent – vermag het hof niet in te zien: de uitzendovereenkomst is immers de overeenkomst tussen het uitzendbureau (P4P) en de uitzendkracht. Dit artikel ziet niet op verhouding tussen de uitlener / het uitzendbureau en de inlener.
3.5
Naar het oordeel van het hof bieden de hierboven (onder rechtsoverweging 2.1 en volgende) weergegeven feiten geen aanknopingspunt voor het standpunt van P4P dat PCN moet hebben begrepen dat zij (en niet The Match) haar wederpartij was, toen zij op 20 juni 2014 het aanbod tot het ter beschikking stellen van personeel aanvaardde. De feiten wijzen eerder op het tegendeel. De tekst van de e-mail van 1 juli 2014 duidt er immers op dat een en ander niet reeds eerder met PCN was besproken. Ook de reactie van PCN van 2 juli 2014 duidt daarop. PCN geeft daarin naar het oordeel van het hof duidelijk aan dat zij niet met een voor haar vreemd bedrijf (P4P) wil contracteren: zij wenst juist dat The Match eindverantwoordelijk (en dus haar wederpartij) blijft. Daarbij is het niet relevant of The Match al dan niet over een SNA-certificaat beschikt. De enkele omstandigheid dat PCN op 18 juni op verzoek van The Match een uittreksel uit het handelsregister heeft opgestuurd, doet aan het vorenstaande niet af, zelfs niet als The Match heeft gezegd dat zij deze gegevens nodig heeft omdat zij gebruik maakt van een payrollbedrijf. Daaruit had The Match niet hoeven te begrijpen dat het de bedoeling is dat het payrollbedrijf (P4P) ook als contractspartij zou optreden. Uit het feit dat PCN heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen facturering door een andere partij, volgt tenslotte niet dat PCN die andere partij (P4P) als contractspartner heeft geaccepteerd. Het staat een partij (The Match) vrij een derde (P4P) aan te wijzen als betaaladres, zonder dat dat iets aan de overeenkomst verandert. Dat het in juni 2014 nooit de bedoeling is geweest van The Match om zichzelf te binden, maakt dat niet anders, omdat niet is gebleken dat deze bedoeling (voldoende) kenbaar was voor PCN.
Uit de omstandigheid dat PCN in haar e-mail van 2 juli 2014 het een “voorstel” noemde om op de oude voet (dus op basis van een overeenkomst tussen haar en The Match) verder te gaan, kon P4P in redelijkheid niet anders afleiden dan dat PCN P4P niet als (weder-)partij aanvaardde.
3.6
Dit betekent dat het hof het ervoor moet houden dat The Match op 20 juni 2014 de contractspartner van PCN is geworden, en dat hierin nooit enige wijziging is gekomen. Dat PCN op enig moment heeft meegewerkt aan contractsovername (artikel 6:159 BW) is immers niet gebleken. Deze medewerking is – anders dan P4P kennelijk meent – in ieder geval niet te lezen in de e-mail van 1 juli 2014 en evenmin te ontlenen aan de omstandigheid dat PCN niet heeft geprotesteerd tegen de vermelding op de facturen dat P4P als contractpartij heeft te gelden.
3.7
P4P heeft voorts onvoldoende gesteld voor het oordeel dat The Match haar vordering aan haar heeft gecedeerd (artikel 3:94 BW). Voor overdracht van een vordering is in ieder geval een akte nodig, waaruit blijkt dat zij tot levering van de erin genoemde vordering is bestemd. De vermelding op de facturen dat betaling dient plaats te vinden aan P4P is daartoe onvoldoende, omdat hierin niet wordt gesproken over levering van de vordering.
3.8
Zoals hiervoor reeds overwogen staat het een partij vrij een derde als betaaladres aan te wijzen. PCN had derhalve aanvankelijk bevrijdend aan P4P kunnen betalen, nu P4P blijkens de facturen was aangewezen als betaaladres. Aan deze mogelijkheid kwam echter een einde door de beslaglegging op 28 augustus 2014. Omdat – zoals hiervoor is overwogen – de vordering ter zake van de facturen toekwam aan The Match, is deze door het beslag geraakt. De verklaring van The Match dat PCN wel bevrijdend aan P4P kan betalen, brengt hierin geen verandering.
3.9
Het beroep van P4P op onverschuldigde betaling / ongerechtvaardigde verrijking faalt tenslotte, omdat hiervan geen sprake is. Zoals hiervoor overwogen vindt de prestatie (het ter beschikking stellen van personeel) haar grondslag in de tussen The Match en PCN gesloten overeenkomst, zij is dus niet onverschuldigd. PCN is door het ter beschikking gestelde personeel ook niet ongerechtvaardigd verrijkt. Zij moet immers de overeengekomen wederprestatie (betaling van de facturen) nakomen, alleen niet jegens P4P, maar jegens The Match (althans, in verband met het executoriale beslag aan I-Flex). De enkele omstandigheid dat in de verhouding tussen The Match en P4P geldt dat de door PCN verschuldigde tegenprestatie (met uitzondering van de marge) aan P4P toe komt en exclusief door haar gefactureerd wordt, brengt in dit oordeel geen wijziging.
3.1
Bij gebreke van stellingen, die – indien bewezen – tot een ander oordeel zouden leiden, wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
3.11
Dit betekent dat de vordering van P4P terecht is afgewezen en het bestreden vonnis – voor zover aan het hof voorgelegd – zal worden bekrachtigd. P4P zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, waaronder de nakosten. De over die kosten gevorderde rente is toewijsbaar als na te melden. De vordering tot terugbetaling van hetgeen op basis van het bestreden vonnis reeds is voldaan zal worden afgewezen. Het arrest zal – zoals door PCN gevorderd – uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen in conventie gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Rotterdam van 31 juli 2014;
- veroordeelt P4P in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van PCN tot op heden begroot op € 1.970,-- aan griffierecht, € 2.235,-- aan salaris advocaat, en op € 131,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 68,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 68,--, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen;
- wijst de vordering van P4P tot terugbetaling aan haar van de krachtens het vonnis in eerste aanleg reeds betaalde bedragen af;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van der Ven, H.J. Vetter en M. Flipse en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 december 2016 in aanwezigheid van de griffier.