ECLI:NL:GHDHA:2016:3533

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2016
Publicatiedatum
29 november 2016
Zaaknummer
22-000945-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bezit van cocaïne en heroïne

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1997, was op het moment van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep gedetineerd. De zaak betreft het voorhanden hebben van cocaïne en heroïne op 31 oktober 2015. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte was eerder niet onherroepelijk veroordeeld voor strafbare feiten.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal in behandeling genomen en heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De verdachte is vrijgesproken van het feit onder parketnummer 10-247474-15, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat het materiaal cocaïne bevatte. Voor het feit onder parketnummer 10-219851-15 is de verdachte wel schuldig bevonden aan het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en heroïne, wat in strijd is met de Opiumwet. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straffen.

De uitspraak van het hof vernietigt het eerdere vonnis en doet opnieuw recht, waarbij de verdachte wordt veroordeeld tot de eerder genoemde straffen. Het hof heeft ook bepaald dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000945-16
Parketnummers: 10-219851-15 en 10-247474-15
Datum uitspraak: 30 september 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 19 februari 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1997,
[adres]:,
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in PI Rijnmond - Hoogvliet Stadsgevangenis R'dam te Hoogvliet Rotterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 16 september 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
Bij voormeld vonnis is de verdachte ter zake van de feiten, ten laste gelegd in de – ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde – zaken met de parketnummers 10-219851-15 en 10-247474-15, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zaak met parketnummer 10-219851-15hij op of omstreeks 31 oktober 2015 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
-ongeveer 5,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
-ongeveer 2,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
zaak met parketnummer 10-247474-15hij op of omstreeks 9 december 2015 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van het feit onder parketnummer 10-247474-15
Het hof acht op grond van de voorhanden bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend bewezen dat het materiaal, dat de verdachte op 9 december 2015 voorhanden heeft gehad, cocaïne bevatte, zodat de verdachte van het ten laste gelegde behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring van het feit onder parketnummer
10-219851-15
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-219851-15 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks31 oktober 2015 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
-
ongeveer5,7 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne en
/of
-
ongeveer2,7 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en
/ofheroïne
(telkens) eenmiddel
enals bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 10-219851-15 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met aanvulling van gronden.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 31 oktober 2015 cocaïne en heroïne voorhanden gehad. Hij heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Drugs leiden veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit. Door harddrugs wordt bovendien de volksgezondheid ernstig bedreigd.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 31 augustus 2016, waaruit blijkt dat de verdachte op 31 oktober 2015 nog niet eerder onherroepelijk was veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-247474-15 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-219851-15 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 10-219851-15 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll,
mr. L.A.J.M. van Dijk en mr. J.J.H.M. van Gennip, in bijzijn van de griffier mr. S.S. Mangal.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 september 2016.
Mr. J.J.H.M. van Gennip en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.