ECLI:NL:GHDHA:2016:3532

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2016
Publicatiedatum
29 november 2016
Zaaknummer
22-002036-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van verkeersovertreding met aanzienlijke snelheidsovertreding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1987, werd beschuldigd van het rijden met een snelheid van ongeveer 149 kilometer per uur op de Rijksweg A15 te Ridderkerk, waar een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur gold. De verdachte had geen gevolg gegeven aan een verkeersteken dat een verbod inhoudt, wat resulteerde in een snelheidsovertreding van meer dan 40 kilometer per uur.

De advocaat-generaal vorderde dat het vonnis van de kantonrechter zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 14 uren, subsidiair 7 dagen hechtenis, met een voorwaardelijke proeftijd van twee jaren. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en het vonnis waarvan beroep vernietigd. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan.

De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft in aanmerking genomen dat de verdachte eerder onherroepelijk was veroordeeld voor een strafbaar feit en dat hij de verkeersveiligheid in gevaar had gebracht door met een aanzienlijk hogere snelheid te rijden. Het hof heeft echter geen consequenties verbonden aan de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, maar heeft wel een voorwaardelijke taakstraf opgelegd van 14 uren, met een proeftijd van twee jaren. Het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002036-16
Parketnummer: 96-155495-15
Datum uitspraak: 2 november 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 15 april 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1987,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 19 oktober 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 31 oktober 2013 te Ridderkerk, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A15, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 149 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met meer dan 40 kilometer per uur heeft overschreden.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd dat het ten laste gelegde bewezen zal worden verklaard en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 14 uren, subsidiair 7 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
,op
of omstreeks31 oktober 2013 te Ridderkerk
,als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A15, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 149 kilometer per uur
, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met meer dan 40 kilometer per uur heeft overschreden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Nadere bewijsmotivering
Anders dan de kantonrechter is het hof van oordeel dat het bewijs van het ten laste gelegde kan worden gebaseerd op het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal d.d. 23 januari 2015 van de opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar]. Dat de verdachte het ijkrapport heeft opgevraagd en niet ontvangen heeft, is niet aannemelijk geworden. Bovendien doet het eventueel ontbreken van het ijkrapport niet af aan de bewijswaarde van voornoemd proces-verbaal.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde bij artikel 62, bord A 1 van bijlage I, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft een auto bestuurd en daarbij met aanzienlijk hogere snelheid dan de toegestane snelheid gereden. Door aldus te handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 oktober 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof heeft ambtshalve geconstateerd dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM, nu de berechting in eerste aanleg langer dan twee jaar heeft geduurd. Gelet op de op te leggen voorwaardelijke straf verbindt het hof hier echter geen consequenties aan.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, een passende en geboden reactie vormt. Het hof heeft daarbij met name de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking genomen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 62 en 92 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
14 (veertien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk, mr. S. Verheijen en mr. G.J.W. van Oven, in bijzijn van de griffier mr. H. Hafti.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 november 2016.
Mr. G.J.W. van Oven is buiten staat dit arrest te ondertekenen.