Appellanten vorderen in hoger beroep:
Mitsdien het het gerechtshof behage, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de rechtbank Den Haag van 20 maart 2013 en het tussenvonnis van 4 februari 2013, rolnummer C/09/424946/HA ZA 12 - 967 tussen appellanten als eisers en geïntimeerden als gedaagden gewezen te vernietigen en opnieuw rechtdoende,
A. De gerelateerde schendingen van Unieverdrag, het handvest van de grondrechten, Brussel II Bis, Haags Kinderontvoeringsverdrag en de schendingen van het IRVK etc. voor te leggen aan het Europese Hof van Justitie.
B. In ieder geval vast te stellen bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, dat
I. de kinderen onrechtmatig bij hun ouders in Duitsland in de periode vanaf 23 december 2011 tot 27 december 2011 zijn weggehaald en vervolgens op 27 december 2011 onrechtmatig zijn overgedragen aan de grens aan Bureau Jeugdzorg en de politie en vervolgens de ouders en de kinderen onrechtmatig onderworpen zijn aan kinder-beschermingsmaatregelen en blootstelling aan (internationale) vervolging en dat geïntimeerden voor de schade daarvan aansprakelijk zijn.
II. alle beschikkingen vanaf 25 november 2011 houdende kinderbeschermings-maatregelen/afwijzing van de verzoeken tot terug geleiding vervallen dan wel nietig te verklaren wegens ontbreken van (absolute en relatieve) bevoegdheid en wegens het niet voldoen aan de minimale eisen die ingevolge wetboek van Rechtsvordering en Rechterlijke organisatie, art. 6 EVRM en art. 47 van het handvest en het Haags Kinderontvoeringsverdrag 1980 en het Internationaal Verdrag voor de rechten van het kind (IVRK) aan rechtspleging en kinderbeschermingsmaatregelen kunnen worden gesteld.
III. er geen behoorlijke toetsing conform art. 47 van het Handvest, art. 6 EVRM door een onafhankelijke rechter binnen een redelijke termijn (4 dagen) na de inbreuken op de mensenrechten en met name de rechten van het kind heeft plaatsgevonden.
IV. de Unie verordening 2201/2003 (Brussel II bis), de verordening 1348/2000 en HKOV en het Unieverdrag door Nederland niet, althans niet naar behoren zijn nageleefd.
V. de bemoeienis van mr. [naam] , mr. [naam] en de officieren van justitie [naam] en [naam] bij het weghalen van de kinderen uit Duitsland en het uitvaardigen van (Europese) arrestatiebevelen en (het geven van toestemming tot) voor de inval en het binnen breken bij grootmoeder onrechtmatig is geweest.
VI. alle bemoeienis van Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming niet gebaseerd is geweest op feiten en op wettelijke gronden en derhalve onrechtmatig is geweest.
VII. de kinderrechtbeschikkingen geen werking kunnen hebben dan na betekening conform art. 430 lid 3 Rv en de tenuitvoerlegging van alle beschikkingen in dezen onrechtmatig is geweest.
VIII. te bevelen, dat de Staat alle arrestatiebevelen intrekt en dat geïntimeerden alle maatregelen staken om de kinderen uit Duitsland naar Nederland te brengen alsmede opdracht geeft aan justitie in Duitsland en het Jugendamt alle opsporingsactiviteiten naar appellanten en naar de kinderen en iedere bemoeienis met de kinderen en appellanten te staken. Zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000, - voor iedere overtreding van het te geven bevel na betekening van het ten dezen te wijzen bevel.
IX. Geïntimeerden te veroordelen hoofdelijk tot vergoeding van alle schade, die appellanten als gevolg van het onrechtmatig optreden hebben geleden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
X. Geïntimeerden te veroordelen tot betaling aan appellanten, hoofdelijk, als voorschot op de definitieve schadeloosstelling van een bedrag van € 250.000, -.
XI. Geïntimeerden te veroordelen in de kosten van de procedure.