ECLI:NL:GHDHA:2016:3495

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
200.179.055
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij fietsongeval met hond op fietspad

In deze zaak gaat het om een fietsongeval dat plaatsvond op 10 april 2014 op het fietspad van de Tuinenburgstraat te Rotterdam. De geïntimeerde, C.J. [geïntimeerde], reed op zijn fiets en kwam in aanvaring met de hond van de appellant, E. [appellant]. Door de aanvaring viel de geïntimeerde en liep hij lichamelijk letsel op, wat leidde tot een periode van arbeidsongeschiktheid. De politie registreerde het ongeval en stelde vast dat de hond van de appellant losliep op het fietspad. De gemachtigde van de geïntimeerde stelde de appellant aansprakelijk voor de schade die hij had geleden door het ongeval. De appellant betwistte de toedracht van het ongeval en wees aansprakelijkheid af, met als argument dat zijn hond aangelijnd was.

In eerste aanleg oordeelde de kantonrechter dat de appellant aansprakelijk was en veroordeelde hem tot betaling van een schadevergoeding aan de geïntimeerde. De appellant ging in hoger beroep en vorderde vernietiging van het vonnis. In het hoger beroep werd de vraag aan de orde gesteld of de geïntimeerde voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat de hond van de appellant losliep en dat dit de oorzaak was van het ongeval. Het hof oordeelde dat er een bewijsvermoeden bestond op basis van de politierapportage en dat de appellant de mogelijkheid kreeg om tegenbewijs te leveren.

Het hof heeft de zaak aangehouden voor getuigenverhoren, waarbij de appellant de kans krijgt om zijn standpunt te onderbouwen. De getuigenverhoren zullen plaatsvinden op 22 december 2016. Het hof houdt verdere beslissingen aan totdat het bewijs is geleverd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.179.055/01
Rolnummer rechtbank : 3776018 CV EXPL 15-2491

arrest van 6 december 2016

inzake

[appellant],

wonende te Rotterdam,
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. W. Suttrop te Rotterdam,
tegen

[geïntimeerde],

wonende te Hendrik Ido Ambacht,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. A.L. Mijnssen te Amersfoort.

De verdere loop van het geding

Voor het verloop van het geding tot 24 november 2015, verwijst het hof naar zijn tussenarrest van die datum. Bij dat tussenarrest heeft het hof een comparitie van partijen gelast. Deze comparitie heeft op 29 januari 2016 plaatsgevonden ten overstaan van mr. Verbeek. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Bij memorie van grieven (met producties) heeft Suttrop drie grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd. Mr. Verbeek maakt in verband met werkzaamheden elders geen deel uit van de combinatie die dit arrest wijst.

Beoordeling van het hoger beroep

1. De door de rechtbank in het bestreden vonnis van 22 mei 2014 onder "De vaststaande feiten" vastgestelde feiten zijn door partijen niet bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
2. Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1
Op 10 april 2014 omstreeks 17:30 uur heeft er een ongeval plaatsgevonden op het fietspad van de Tuinenburgstraat te Rotterdam, waarbij [geïntimeerde] als bestuurder van een fiets tegen de hond van [appellant] is gereden. [geïntimeerde] is daarbij ten val gekomen, als gevolg waarvan hij lichamelijk letsel heeft opgelopen. [geïntimeerde] is met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht en de politie heeft zijn fiets thuisgebracht. [geïntimeerde] is vanaf het ongeval tot 2 juni 2014 geheel en tot 21 augustus 2014 gedeeltelijk arbeidsongeschikt geweest.
2.2
Van het ongeval is door de politie een registratie gemaakt met de volgende inhoud:

"Hoofdincident:

Registratienummer : 201456199
Maatschappelijke klasse : Verkeersongeval met letsel
Datum/tijdstip kennisname : Donderdag 10 april 2014 te 17:24 uur
Pleegdatum/tijd : Op donderdag 10 april 2014 te 17:24 uur
Plaats voorval : C.D. Tuinenburghstraat 0, Rotterdam
Soort locatie : Openbare weg/-water

Betrokken personen:

De heer E. [appellant]
De heer C.J. [geïntimeerde]

Toelichting bij incident:

Verbalisanten kregen een melding van een verkeersongeval op het fietspad langs de Rijksweg A16. Nabij de C.D. Tuinenburgstraat te Rotterdam zou een man met de fiets zijn gevallen. Ter plaatse bleek de heer C.J. [geïntimeerde] inderdaad op zijn hoofd te zijn gevallen. Betrokken E. [appellant] stond er, samen met zijn hond, ook bij. De heer [appellant] zou vanaf de dijk naar het fietspad zijn gelopen. De heer [appellant] zou van plan zijn geweest zijn hond aldaar aan te lijnen. Hiermee was de heer [appellant] echter net te laat, want toen kwam de heer [geïntimeerde] aangefietst. De heer [geïntimeerde] kwam vervolgens in aanraking met de hond en is hierdoor gevallen.

De heer [geïntimeerde] is ter plaatse onderzocht en had mogelijk een hersenschudding, daar hij erg in de war was. De heer [geïntimeerde] wist o.a. het jaartal niet meer. Aan de heer [geïntimeerde] zijn de gegevens van de tegenpartij meegegeven, zodat deze aan zijn verzekering konden worden overhandigd. De betrokken fiets leek zo goed als geen schade te hebben en is door verbalisanten naar de woning van de heer [geïntimeerde] gebracht."
2.3
Bij brief van 24 april 2014 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] [appellant] aansprakelijk gesteld en vergoeding van de door hem geleden schade gevorderd. [appellant], die ter zake van dit ongeval niet verzekerd is, heeft de door [geïntimeerde] gestelde toedracht van het ongeval betwist en aansprakelijkheid afgewezen.
2.4
Bij brief van 8 juli 2014 schreef de politie Rotterdam aan de gemachtigde van [geïntimeerde]:
"Op uw verzoek heb ik contract opgenomen met de betrokken verbalisanten. Zij hebben mij gemeld dat beide betrokken personen, de heren [geïntimeerde] en [appellant], hebben verklaard dat de hond losliep. Verbalisanten constateerden voorts zelf dat de hond van de heer [appellant] verse schaafwonden op zijn poten had. De heer [geïntimeerde] maakte in eerste instantie een verwarde indruk op de verbalisanten en was later beter aanspreekbaar."
2.5
Bij inleidende dagvaarding vorderde [geïntimeerde] – zakelijk weergegeven –
i) een verklaring voor recht dat [appellant] uit hoofde van primair artikel 6:179 BW, subsidiair artikel 6 Wegenverkeerswet (WVW) dan wel meer subsidiair artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor de door hem geleden schade; en
ii) de veroordeling van [appellant] tot vergoeding aan hem van de door hem geleden schade.
2.6
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de primair gevorderde verklaring voor recht toegewezen en [appellant] veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van een bedrag van € 6.741,04, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten. De kantonrechter overwoog daartoe dat [appellant], die niet ter comparitie was verschenen, geacht moet worden de door [geïntimeerde] gestelde toedracht van het ongeval niet langer te betwisten, althans zijn in de conclusie van antwoord ingenomen standpunt over de toedracht van het ongeval, onvoldoende heeft onderbouwd.
3.1
In hoger beroep vordert [appellant] – opnieuw zakelijk weergegeven – de vernietiging van het bestreden vonnis en afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde].
3.2
Met zijn eerste twee grieven komt hij op tegen het oordeel van de kantonrechter over de toedracht van het ongeval en de daaraan gekoppelde aansprakelijkheid. Hij betwist met name dat zijn hond niet aangelijnd was en plotseling op het fietspad vlak voor de fiets van [geïntimeerde] is blijven staan, waardoor [geïntimeerde] de hond niet meer kon ontwijken.
3.3
Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op [geïntimeerde] de stelplicht en de bewijslast ten aanzien van de toedracht van het ongeval. Indien de toedracht van het ongeval is zoals omschreven door [geïntimeerde], is [appellant] naar het oordeel van het hof aansprakelijk voor de door [geïntimeerde] als gevolg van het ongeval geleden schade. Gelet op de registratie van het ongeval door de politie, alsmede de brief van 8 juli 2014 van de politie, acht het hof het bewijsvermoeden gerechtvaardigd dat het ongeval is veroorzaakt doordat de hond van [appellant] ten tijde van het ongeval losliep op het fietspad. [appellant] zal worden toegelaten dit bewijsvermoeden te ontkrachten.
3.4
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

Beslissing

Het hof:
- laat [appellant] toe tot tegenbewijs van het in rechtsoverweging 3.3 geformuleerde bewijsvermoeden;
- bepaalt dat, indien [appellant] getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te
Den Haag ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. F.R. Salomons, op donderdag 22 december 2016 om 13.30 uur;
- bepaalt dat, indien één der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen en de te horen getuigen in de maanden februari 2016 tot en met mei van 2017, opgeeft dan verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de getuigenverhoren zal vaststellen;
- verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor het getuigenverhoor niet nodig is;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van der Ven, H. Vetter en F.R. Salomons en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2016 in aanwezigheid van de griffier.