ECLI:NL:GHDHA:2016:3473

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2016
Publicatiedatum
22 november 2016
Zaaknummer
22-001215-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal bij geldautomaat met een contant geldbedrag van 70 euro

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van diefstal door een contant geldbedrag van 70 euro, dat door het slachtoffer was gepind, zich toe te eigenen bij een geldautomaat. De verdachte heeft op 20 november 2015 in Rotterdam het geld uit de pinautomaat gepakt en beweerde dat het geld van hem was, terwijl hij wist dat dit niet het geval was. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en heeft het eerdere vonnis vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met een voorwaardelijke proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. De beslissing van het hof is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die tijdens de zittingen zijn gepresenteerd, en het hof heeft geoordeeld dat er sprake was van een voltooide diefstal. De verdachte is vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001215-16
Parketnummer: 10-233783-15
Datum uitspraak: 22 november 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 1 maart 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [gebootejaar] 1959,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 8 november 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 november 2015 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een contant geldbedrag (van 70 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks20 november 2015 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een contant geldbedrag(van 70 euro),in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman bepleit om de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde, nu er geen sprake is van een voltooid delict, een en ander zoals nader toegelicht in de door hem ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitaantekeningen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting en het dossier stelt het hof het volgende vast.
Nadat door aangever een geldbedrag van € 70,- was gepind en dit geld uit de pinautomaat was gekomen, is de verdachte naar de pinautomaat gelopen en heeft hij dit geld uit de pinautomaat gepakt en tegen aangever gezegd dat dit geld van hem was. De verdachte heeft daarover tegen de politie verklaard dat hij wist dat dit geld niet van hem was.
Voorts blijkt uit de verklaringen van aangever en de getuige [getuige] duidelijk dat de verdachte met het geld in zijn hand heeft geprobeerd weg te komen, maar dat dit niet is gelukt omdat hij door aangever en de getuige [getuige] is tegen gehouden.
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat de verdachte op het moment dat hij het geld in zijn handen had en daarmee probeerde weg te komen, hij de feitelijke macht en heerschappij had over het geld. Naar het oordeel van het hof was er derhalve sprake van een voltooide diefstal.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en dat het hof, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal door bij een geldautomaat het geldbedrag dat door het slachtoffer was gepind, zich toe te eigenen.
Als gevolg van dit misdrijf is door de verdachte overlast en gevoelens van onveiligheid bij de benadeelde veroorzaakt.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 oktober 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder vele malen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is, mede gelet op de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals ter terechtzitting in hoger beroep gebleken, van oordeel dat het feit met een voorwaardelijke taakstraf kan worden afgedaan en dat een straf, van na te melden duur, een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. A.A. Schuering,
mr. R.C. Langeler en mr. A.W.M. Bijloos, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 november 2016.
Mr. A.W.M. Bijloos is buiten staat dit arrest te ondertekenen.