BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het gezag ten aanzien van de minderjarigen.
2. De vader verzoekt het hof, na wijziging van zijn verzoek ter terechtzitting, de bestreden beschikking, voor zover daarvan door de vader hoger beroep is ingesteld, te vernietigen en met bekrachtiging van de beslissingen van de rechtbank in de bestreden beschikking waartegen geen hoger beroep is ingesteld, opnieuw rechtdoende in hoger beroep, voor zover wettelijk toelaatbaar uitvoerbaar bij voorraad:
primaironderhavige hoger beroepsprocedure pro forma aan te houden tot 1 mei 2016 ten aanzien van het verzoek van de vader om gezamenlijk ouderlijk gezag en alsdan, met inachtneming van de uitkomst van het traject Ouderschap Blijft dan wel een ander traject, de vader naast de moeder te belasten met het ouderlijk gezag over de minderjarigen;
subsidiairde vader naast de moeder te belasten met het ouderlijk gezag over de minderjarigen;
meer subsidiairomtrent het verzoek van de vader om naast de moeder met het ouderlijk gezag over de minderjarigen te worden belast een beslissing te nemen zoals het hof in goede justitie juist en redelijk acht.
3. De moeder verweert zich daartegen en verzoekt het hof de bestreden beschikking, voor zover daarvan door de vader hoger beroep is ingesteld, te bekrachtigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van de vader af te wijzen.
4. De vader voert het volgende aan. Uit het raadsrapport komt naar voren dat als de ouders in de toekomst nader tot elkaar komen, kan worden bezien of het alsdan in het belang van de minderjarigen is om de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten. Het nader tot elkaar komen zou, volgens de raad, gerealiseerd kunnen worden door middel van het volgen van het traject Ouderschap Blijft. Nu de ouders zullen deelnemen aan het traject Ouderschap Blijft, valt redelijkerwijs te verwachten dat de communicatie tussen hen binnen afzienbare tijd zal worden verbeterd. De vader heeft de rechtbank op die grond verzocht om het verzoek om gezamenlijk gezag aan te houden in afwachting van de uitkomst van het traject Ouderschap Blijft. De rechtbank heeft ten onrechte geen gehoor gegeven aan dit verzoek, aldus de vader. Ter terechtzitting heeft de vader daaraan toegevoegd dat hij tot de conclusie is gekomen dat de moeder niet in staat is om de omgang tussen de vader en de minderjarigen te reguleren. De vader stelt dat de ouders hun ouderrelatie zullen moeten herstellen zodat zij op een goede, ordentelijke manier samen beslissingen over de minderjarigen kunnen gaan nemen. Het verzoek om gezamenlijk gezag moet daarom primair worden aangehouden tot de ouders erin geslaagd zijn het evenwicht te hervinden.
5. De moeder verweert zich daartegen als volgt. De verhouding tussen de ouders is nog altijd zeer slecht. De ouders zijn niet in staat op een constructieve wijze met elkaar te overleggen over de minderjarigen. De vader heeft bovendien ter terechtzitting bij de rechtbank gezegd dat hij op geen enkele manier contact wil met de moeder en hij heeft om die reden zijn verzoek om vastlegging van een informatieregeling ingetrokken. Het onderlinge wantrouwen is groot. Handelingen en gedragingen van de ene ouder roepen bij de andere ouder de behoefte op om meldingen bij de politie te doen. Tot op heden is er geen sprake van verbetering van de communicatie tussen partijen en de moeder verwacht niet dat verbetering binnen afzienbare termijn haalbaar zal zijn, zeker niet nu het traject Ouderschap Blijft niet tot verbetering heeft geleid. Toewijzing van het verzoek van de vader zal er dan ook toe leiden dat de minderjarigen klem en verloren zullen raken tussen hun ouders, aldus de moeder.
6. De raad stelt dat het spijtig is dat er nog immer geen contact is tussen de vader en de minderjarigen, maar wijst erop dat de wijze waarop de vader probeert contactherstel te bewerkstelligen contraproductief is. De raad acht het van belang dat de vader hulp zoekt, zijn gedrag wijzigt en vanuit een gewijzigde opstelling onderzoekt of er een instantie is die kan helpen de omgang tussen hem en de minderjarigen te herstellen. Als dat lukt, kan van daaruit bezien worden of het vertrouwen tussen de ouders hersteld kan worden, hetgeen de basis voor gezamenlijk gezag kan vormen. Op dit moment is gezamenlijk gezag echter niet in het belang van de minderjarigen.
7. Het hof overweegt als volgt. Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren kan dat betekenen dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, ten minste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, zal er geen onaanvaardbaar risico zijn dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. Andere redenen kunnen evenwel een wijziging van het gezag noodzakelijk maken.
8. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat aan bovengenoemde voorwaarden niet is voldaan en er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarigen klem en verloren zullen raken tussen de ouders indien zij gezamenlijk met het gezag belast worden. Het hof overweegt daartoe dat de ouders niet in staat zijn contact met elkaar te hebben zonder dat dit leidt tot hernieuwde conflicten en dat de vader bij de rechtbank heeft aangegeven dat hij op geen enkele wijze met de moeder wil communiceren. Het hof neemt voorts in overweging dat – mede gezien het mislukken van het traject bij Ouderschap Blijft en het ernstige wantrouwen van de vader jegens de moeder – binnen afzienbare termijn geen enkele verbetering in de communicatie te verwachten is. Nu iedere vorm van communicatie tussen de ouders ontbreekt, is gezamenlijk gezag naar het oordeel van het hof niet mogelijk. Het ligt naar het oordeel van het hof op de weg van de vader om de voorwaarden te creëren om herstel van de communicatie mogelijk te maken en zijn opstelling dusdanig te wijzigen dat hulpverleningstrajecten succesvol afgerond kunnen worden. Eerst dan zal contactherstel tussen de vader en de minderjarigen mogelijk zijn en een basis gecreëerd kunnen worden voor gezamenlijk gezag.
9. Het hof overweegt voorts dat het door de advocaat van de vader voorgestane traject bij (bijvoorbeeld) het Lorentzhuis thans geen kans van slagen heeft, gelet op de gang van zaken bij Ouderschap Blijft en het zeer sterke wantrouwen van de vader jegens de moeder en de stelligheid waarmee hij haar blijft beschuldigen (onder meer van het slaan en vergiftigen van de minderjarigen), terwijl zijn zorgen niet bevestigd/herkend worden door de gezinsvoogd, school of raad. Het hof ziet derhalve onvoldoende aanknopingspunten om de onderhavige zaak aan te houden.
10. Dit leidt tot de volgende beslissing.