ECLI:NL:GHDHA:2016:3322

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2016
Publicatiedatum
4 november 2016
Zaaknummer
200.190.787/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopig deskundigenbericht en toewijzing voorlopig getuigenverhoor in geschil over kwaliteit geleverde fuchsia's

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, betreft het een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De kern van het geschil draait om een koopovereenkomst van 17 april 2014 tussen [appellante] en [geïntimeerde], waarbij [geïntimeerde] 21.105 fuchsia's aan [appellante] zou leveren. De fuchsia's waren bestemd voor doorverkoop aan de Britse firma Green+, die ze op haar beurt aan Tesco wilde verkopen. Na de levering op 18 en 19 mei 2014, bleek dat de fuchsia's niet aan de verwachtingen voldeden, wat leidde tot een rechtszaak waarin [appellante] betaling vorderde van een aanzienlijk bedrag.

Tijdens de procedure heeft [appellante] verzocht om een voorlopig deskundigenbericht en een voorlopig getuigenverhoor. Het hof heeft de afwijzing van het verzoek om een deskundigenbericht bevestigd, omdat de fuchsia's inmiddels vernietigd waren en er alleen foto’s beschikbaar waren van een klein deel van de geleverde partij. Het hof oordeelde dat een deskundige niet in staat zou zijn om de kwaliteit van de fuchsia's bij aflevering te beoordelen.

Echter, het hof heeft het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toegewezen. Het hof oordeelde dat [appellante] recht had op een getuigenverhoor, omdat dit verzoek ter zake dienend en voldoende concreet was. Het hof heeft de kosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing werd genomen op 8 november 2016, en het getuigenverhoor is gepland voor 22 januari 2017.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.190.787/01

beschikking van 8 november 2016

in de zaak van

[appellante],

gevestigd te Aalsmeer,
verzoekster,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. R.M. Berendsen te Amsterdam,
tegen

[geïntimeerde],

gevestigd te Honselersdijk,
verweerster,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. D.J. Bergkotte te Den Haag.

Het geding

Voor het verloop van het geding tot 7 juni 2016 wordt verwezen naar de beschikking van het hof van die datum. Bij die beschikking heeft het hof een comparitie van partijen bevolen. Tijdens deze comparitie, die is gehouden op 27 september 2016, is het verzoekschrift van [appellante] tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht alsmede een voorlopig getuigenverhoor tezamen met de hoofdzaak (bij het hof bekend onder zaaknummer 200.190.803/01) behandeld. [geïntimeerde] heeft een verweerschrift ingediend. Het hof heeft beschikking bepaald op datum heden.

Beoordeling van het verzoek

1. Het gaat in deze zaak in de kern om het volgende.
Op 17 april 2014 is tussen [appellante] enerzijds en [geïntimeerde] anderzijds een koopovereenkomst tot stand gekomen, waarbij is overeengekomen dat [geïntimeerde] 21.105 fuchsia’s aan [appellante] zou leveren tegen een koopsom van € 82.309,50.
2. [appellante] heeft de fuchsia’s gekocht om door te verkopen aan de Britse firma Green +, die op haar beurt de fuchsia’s wilde doorverkopen aan de Britse supermarktketen Tesco.
3. In de week voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst zijn vertegenwoordigers van zowel [appellante] als Green+ bij [geïntimeerde] op de kwekerij geweest om de fuchsia’s te bekijken.
4. Op 15 mei 2014 heeft de heer [werknemer] (van Green+) [geïntimeerde] bezocht om de levering te bespreken. [geïntimeerde] heeft dezelfde dag aan hem een e-mailbericht gestuurd met als bijlage twee foto’s van de te leveren fuchsia’s.
5. Op 18 en 19 mei 2014 zijn de fuchsia’s door [geïntimeerde] aan [appellante] afgeleverd door inlading van de fuchsia’s op de vrachtwagens van (het door [appellante] ingeschakelde) vervoersbedrijf [vervoersbedrijf]. De fuchsia’s zijn met in totaal acht vrachtwagens naar Engeland getransporteerd. Namens [appellante] was niemand bij de aflevering van de fuchsia’s aanwezig.
6. Op 19 en 20 mei 2014 zijn de ladingen afgeleverd bij Green+ in Engeland. Green+ heeft na inspectie van de ladingen aan [appellante] laten weten de fuchsia’s niet te kunnen doorleveren aan Tesco.
7. [appellante] heeft vervolgens de hoofdzaak aanhangig gemaakt en – samengevat – betaling gevorderd van een bedrag van € 229.834,68, vermeerderd met rente en kosten.
8. De rechtbank Den Haag heeft bij vonnis van 27 januari 2016 de vorderingen van [appellante] afgewezen. [appellante] is hiervan in hoger beroep gekomen.
9. Kern van het geschil is of de door [geïntimeerde] aan [appellante] geleverde fuchsia’s op het moment van levering (het moment van afgifte van de fuchsia’s aan de transporteur) voldeden aan hetgeen partijen waren overeengekomen. [appellante] verzoekt, teneinde zijn proceskansen in hoger beroep te kunnen inschatten, de benoeming van een deskundige en het horen van acht getuigen. Samengevat voert [appellante] daarvoor aan dat partijen van mening verschillen over de kwaliteit van de fuchsia’s ten tijde van de levering en de condities waaronder de fuchsia’s naar Engeland zijn vervoerd.
10. [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd. Kort gezegd stelt [geïntimeerde] zich op het standpunt dat het praktisch gezien geen zin heeft om een deskundige te benoemen omdat alle fuchsia’s inmiddels zijn vernietigd en er alleen foto’s beschikbaar zijn van de beweerde tekortkomingen van een zeer klein deel van de geleverde partij, foto’s die bovendien na het transport naar Engeland zijn genomen. [geïntimeerde] verzet zich tegen het horen van acht getuigen (de vrachtwagenchauffeurs) omdat zij alleen kunnen verklaren over het transport en niets over de staat en conditie van de fuchsia’s bij de aflevering. Tot slot stelt [geïntimeerde] dat het verzoek eveneens op formele gronden moet worden afgewezen omdat de wet bepaalt dat voor de onderhavige verzoeken alleen plaats is wanneer er geen procedure aanhangig is.
11. Anders dan [geïntimeerde] heeft gesteld, geldt het recht op een voorlopig getuigenverhoor of voorlopig deskundigenbericht ook indien al een procedure aanhangig is (artikel 202 lid 2 Rv), zodat haar verweer in zoverre faalt.
12. Wat betreft het verzochte voorlopig getuigenverhoor heeft als uitgangspunt te gelden dat de rechter geen discretionaire bevoegdheid toekomt wanneer om een voorlopig getuigenverhoor wordt verzocht. In beginsel heeft verzoekster daar recht op maar het moet wel gaan om een ter zake dienend en voldoende concreet verzoek en het moet feiten betreffen die met het getuigenverhoor kunnen worden bewezen. Op deze hoofdregel zijn drie uitzonderingen: 1. het verzoek is in strijd met de goede procesorde; 2. er is sprake van misbruik van bevoegdheid en 3. het verzoek moet afstuiten op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. Het hof wijst het verzoek in de onderhavige zaak toe omdat voldaan is aan de daaraan te stellen eisen. Het is niet aan het hof vooruit te lopen op de inhoudelijke verklaring van de op te roepen getuigen. Bovendien valt niet uit te sluiten dat naast de vrachtwagenchauffeurs ook andere getuigen (in enquête of in contra-enquête) zullen worden opgeroepen en gehoord die kunnen verklaren over de conditie van de fuchsia’s tijdens de aflevering en over hetgeen partijen zijn overeengekomen.
14. Wat betreft het verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenonderzoek stelt het hof bij zijn beoordeling het volgende voorop. Een voorlopig deskundigenonderzoek kan ertoe dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen omtrent de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is de procedure te beginnen of voort te zetten (vgl. HR 6 februari 1998 NJ 1999/478). Aan de rechter die heeft te oordelen over het verzoek een dergelijk onderzoek te gelasten, komt geen discretionaire bevoegdheid toe. Hij dient het onderzoek in beginsel te gelasten, mits het daartoe strekkende verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Het hof is van oordeel dat de door [appellante] gestelde feiten niet feiten zijn die met het deskundigenonderzoek kunnen worden bewezen. [geïntimeerde] heeft terecht aangevoerd dat een deskundige niet zal kunnen oordelen over de vraag of bij de aflevering van de fuchsia’s in Nederland (bij de kwekerij van [geïntimeerde]) de fuchsia’s niet voldeden aan hetgeen partijen waren overeengekomen en de deskundige ook niets zal kunnen verklaren over de condities tijdens het transport en of dat mogelijk de oorzaak is geweest van de door [appellante] gestelde slechte conditie van de fuchsia’s. Vast staat immers dat de fuchsia’s inmiddels zijn vernietigd en de foto’s (van een klein deel van de planten) pas zijn genomen na aankomst van de lading in Engeland.
15. Nu partijen beide deels in het (on)gelijk zijn gesteld, zal het hof de kosten compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

Beslissing

Het hof:
- beveelt een voorlopig getuigenverhoor over hetgeen is weergegeven in rechtsoverweging 9;
- bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden ten overstaan van mr. T.G. Lautenbach, hiertoe benoemd tot raadsheer-commissaris, op
22 januari 2017om
10.00 uurin één van de zittingszalen in het Paleis van Justitie, Prins Clauslaan 60, 2595 AJ Den Haag;
- bepaalt dat [appellante]
uiterlijk veertien dagen na hedeneen afschrift van deze beschikking op de in artikel 190 Rv voorgeschreven wijze aan [geïntimeerde] zal doen toekomen;
- bepaalt dat [appellante] een kopie van de volledige procesdossiers
in de hoofdzaakin eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties en de reeds gewisselde memories,
binnen veertien dagen na hedenaan de griffie handel van dit hof zal zenden;
- wijst af het meer of anders verzochte;
- compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.D. Kiers-Becking, S.J. Schaafsma en T.G. Lautenbach en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 november 2016 in aanwezigheid van de griffier.