ECLI:NL:GHDHA:2016:3316

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2016
Publicatiedatum
3 november 2016
Zaaknummer
BK-16/00052
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake informatiebeschikking en administratieplicht in belastingzaken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [A] b.v. tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de rechtbank de informatiebeschikking van de Inspecteur van de Belastingdienst heeft bekrachtigd. De Inspecteur had op 15 augustus 2014 een informatiebeschikking vastgesteld omdat [A] b.v. niet voldeed aan de administratieplicht zoals bedoeld in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr). De rechtbank oordeelde dat de administratie van [A] b.v. niet aan de wettelijke eisen voldeed, wat leidde tot de informatiebeschikking. In hoger beroep heeft [A] b.v. betoogd dat de administratie wel degelijk in orde was en dat de Inspecteur onterecht de informatiebeschikking had vastgesteld. Het Hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in ogenschouw genomen, waaronder de gebreken in de kasadministratie, de inkoop- en verkoopadministratie, en de voorraadadministratie. Het Hof concludeert dat de administratie niet controleerbaar is en dat de Inspecteur zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat aan de administratieplicht niet is voldaan. Het beroep op het vertrouwensbeginsel wordt verworpen, omdat eerdere controles niet hebben geleid tot een goedkeuring van de fiscale administratie. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-16/00052

Uitspraak d.d. 26 oktober 2016

in het geding tussen:

[A] b.v. te [Z] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Rotterdam, de Inspecteur,

inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 december 2015, nummer SGR 15/772, betreffende de onder 1.1 vermelde informatiebeschikking.

Beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1.
De Inspecteur heeft op 15 augustus 2014 aan belanghebbende een informatiebeschikking gegeven als bedoeld in artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr).
1.2.
Belanghebbende heeft tegen de beschikking bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 18 december 2014 heeft de Inspecteur de beschikking gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Van belanghebbende is in hoger beroep een griffierecht geheven van in totaal € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2.
De eerste mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 15 juni 2016 te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt. Vervolgens heeft naar aanleiding van het ter zitting verhandelde tussen het Hof en partijen een briefwisseling plaatsgevonden. Een nadere mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 14 september 2016 te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

3. Op grond van de stukken van het geding gaat het Hof in hoger beroep uit van de volgende feiten.
3.1.
Belanghebbende exploiteert in 2012 onder de handelsnaam [Y] een juwelierszaak in een winkel in [Z] . [A] is per 1 januari 2012 zijn vader [B] als directeur en aandeelhouder van belanghebbende opgevolgd. De activiteiten van belanghebbende in 2012 bestaan naast de in- en verkoop van nieuwe sieraden en horloges uit de in- en verkoop van tweedehands goud en zilver van allerlei soorten en gehalten. In 2012 werd het opgekochte goud door belanghebbende omgesmolten en verkocht aan groothandelaren.
3.2.
Op 22 mei 2014 heeft de Inspecteur bij belanghebbende een integraal actualiteitsbezoek afgelegd. Dit bezoek is in samenwerking met de Politie Rijnmond gepland vanwege de registratie van tweedehands ingekochte sieraden, edelmetalen en exclusieve horloges, zijnde duurzame tweedehands gebruiksgoederen. Na het bezoek is in verband met de geconstateerde gebreken ter zake van de administratie- en bewaarplicht van artikel 52 van de Awr, waarvoor tijdens het bezoek een mondelinge waarschuwing is gegeven, aan belanghebbende met dagtekening 5 juni 2014 een schriftelijke bevestiging uitgereikt van de mondelinge waarschuwing en zijn voor de toekomst afspraken gemaakt. Voorts is aan belanghebbende medegedeeld dat op korte termijn een boekenonderzoek zal worden ingesteld.
3.3.
Op 11 juli 2014 is de Inspecteur gestart met een boekenonderzoek bij belanghebbende naar de aanvaardbaarheid van de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2012 en de aangiften loonbelasting en omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012. In de loop van het onderzoek heeft op 4 augustus 2014 ten kantore van de boekhouder een nader gesprek tussen partijen plaatsgevonden over de inrichting van de bedrijfsprocessen. Van het gesprek is met dagtekening 7 augustus 2014 een verslag opgemaakt. Belanghebbende is daarbij in de gelegenheid gesteld haar opmerkingen over het verslag binnen twee weken kenbaar te maken. Van het boekenonderzoek is op 15 april 2015 een conceptrapport uitgebracht, dat in afschrift tot de gedingstukken behoort.
Hierin is - voor zover te dezen van belang - het volgende opgemerkt:
“3.1.2 Omsmelten
Bij inkoop wordt door de heer [A] , afhankelijk van het soort goud (van het sieraad valt vaak af te leiden welk goud het is zoals Nederlands, Surinaams, Turks goud), een percentage aan smeltverlies gehanteerd. Bij Nederlands goud bedraagt dit smeltverlies volgens de heer [A] vaak ongeveer 3 procent. Bij soorten goud zonder keurmerk is vaak sprake van een hoger smeltverlies. Volgens de heer [A] komt dit doordat er dan andere materialen dan edelmetaal worden gebruikt in de sieraden.
In het jaar 2012 smolt de heer [A] het goud zelf om bij hem thuis. Het goud vervoerde hij in zijn personen auto waarin geen kluis is gemonteerd. De verschillende soorten (karaten) goud werden bij elkaar omgesmolten tot staven goud zodat een nieuw karaat goud ontstond. Dit karaat goud wordt weergegeven in een percentage waarbij 99.999 procent staat voor puur goud (24k).
Deze werkwijze is veranderd omdat op dit moment de heer [A] het sloopgoud verkoopt aan de groothandel die het vervolgens omsmelt. De heer [A] smelt dus thans zelf niet meer om. De heer [A] heeft in 2012 niet bijgehouden hoeveel gram gebruikt edelmetaal de winkel verlaat voor het omsmelten en hoeveel gram er overblijft na het omsmelten. De gesmolten edelmetalen werden voor verkoop aan de groothandel bewaard in de kluis in de winkel.
3.1.3
Verkoop
Gedurende het jaar 2012 heeft de heer [A] het omgesmolten goud verkocht aan verschillende afnemers zoals [C] edelmetaal, [D] en [E] . De reden van het gebruik maken van de verschillende afnemers is dat de vergoeding per afnemer kan verschillen. De heer [A] gaf aan [E] ervan te verdenken in het jaar 2012 een lager percentage goud te vergoeden dan het werkelijke percentage goud in de goudstaven en lagere grammen aan te geven. Om deze reden liet de heer [A] het goud vooraf door Waarborgholland keuren zodat duidelijk was welk percentage goud in de goudstaven aanwezig was en hoeveel gram er werd verkocht. De afnemers vergoeden de dagkoers die door de heer [A] op een bepaald moment ook kan worden vastgezet. Dit houdt in dat de heer [A] op een bepaald moment kan aangeven een bepaalde hoeveelheid goud te willen verkopen tegen de koers op dat moment. De dagkoers is de koers voor puur goud (24k). De afnemers rekenen een marge om zelf winst te maken zodat niet 100 procent van de dagkoers wordt vergoed aan de heer [A] . De afnemers maken zelf de inkoopfacturen op (self billing). Diverse van dit soort facturen zijn in de administratie aangetroffen. Er is met betrekking tot de verkoop van sloopgoud niet bijgehouden hoeveel karaat en hoeveel grammen er naar de afnemers is getransporteerd.
3.2
In- en verkoop van nieuwe sieraden
Nieuwe sieraden worden ingekocht bij verschillende groothandelaren, die grotendeels in Nederland zijn gevestigd. Deze inkopen worden zowel per bank als contant betaald. Bij de verkoop van de nieuwe sieraden aan klanten wordt door de heer [A] een bon op de computer gegenereerd. Deze bon heeft een lay-out van [Y] . Deze bonnen beschikken niet over een uniek voorgedrukt volgnummer en/of het computersysteem genereert ook geen uniek volgnummer. Op sommige bonnen heeft de heer [A] via de computer een nummer ingevoerd maar dit is niet consequent gedaan waardoor er nummers ontbreken en hetzelfde nummer op meerdere bonnen gebruikt is.
3.3
Kasadministratie
Er is in 2012 een kas- bankboek in Excel bijgehouden door de heer [A] . Hierop zijn de kasmutaties en de bankmutaties door elkaar per maand genoteerd. Het beginsaldo bestaat uit het kassaldo en het banksaldo bij elkaar opgeteld en is niet uitgesplitst. Het eindsaldo is wel uitgesplitst naar een kas- en banksaldo. Tijdens het onderzoek heb ik de kasmutaties er uit gefilterd en het beginsaldo volgens de digitale administratie (ADF) gehanteerd. Daarbij kom ik tot de volgende opvallende zaken.
• De verkoop bonnen van nieuwe sieraden zijn niet per dag ingevoerd. Deze zijn namelijk aan het eind van de maand in zijn totaliteit opgeteld en in het kas- bankboek verwerkt. Tijdens het onderzoek heb ik voor een juist inzicht in de kasnutaties over een aantal maanden deze bonnen op de juiste datum in het kasboek gezet.
• De inkoopbonnen van het sloopgoud zijn eveneens niet per dag ingevoerd. Deze zijn op verschillende momenten in de maand opgeteld en in zijn totaliteit ingevoerd. Tijdens het onderzoek heb ik voor een juist inzicht in de kasmutaties over een aantal maanden deze bonnen op de juiste datum in het kasboek gezet.
• Aan de hand van de onderliggende kasbescheiden heb ik kunnen achterhalen dat als datum in het kas- bankboek de datum van invoer is gehanteerd en niet de datum waarop de kasinkomsten of uitgaven hebben plaatsgevonden. Opvallend hieraan is dat op het kasblad op 1 april 2012 (mutatiedatum) een ontvangst wordt ingeboekt van € 10.112 in verband met de verkoop van omgesmolten goud aan afnemer [D] terwijl de bijbehorende factuur3 is gedateerd op 19 maart 2012 en op de factuur is genoteerd dat deze op die datum is voldaan. Hieruit heb ik geconcludeerd dat het uit het kas- bankboek blijkende eindsaldo van maart slechts een theoretisch saldo is en dit niet heeft kunnen aansluiten met het werkelijke saldo wat in de kas per 31 maart 2012 aanwezig was.
In de door mij gemaakte heropstelling van het kasboek heb ik dan ook de werkelijke datum van uitgave of inkomsten gehanteerd zoals die op de onderliggende bescheiden staat genoteerd.
• In mijn berekening waarbij ik het bank- en kasboek heb gesplitst kom ik op 17 januari 2012 op een negatieve kas van € 4.710. Ook al zou ik de correctie van de boekhouder m.b.t. het beginsaldo (€ 1.116) van het boekjaar doorvoeren, dan nog komt de kas negatief uit.
• Het beginsaldo volgens de digitale boekhouding ad € 1.493 (audit file) sluit niet aan met het beginsaldo van kas- bankboek ad € 2.610 dat door belastingplichtige is bijgehouden. In de aangifte vennootschapsbelasting is het saldo volgens de boekhouding verantwoord. In het kas- bankboek is het beginsaldo € 1.116 hoger. De adviseur heeft aangegeven dat het beginsaldo volgens het kasbankboek niet juist is maar kon niet verklaren hoe dat verschil is ontstaan. Ondanks herhaalde pogingen dit verschil te verklaren heb ik in het kader van doelmatigheid besloten dit verschil niet nader uit te zoeken.
• Het eindsaldo van december 2012 bedraagt volgens het kasboek € 64.086 en volgens de audit file uit het boekhoudprogramma € 66.811. In het kas- bankboek is het beginsaldo € 2.725 lager. Het totale verschil tussen het kas- bankboek dat is ontstaan met de digitale boekhouding bedraagt (€ 1.116 plus € 2.275) € 3.841. Ik heb dit verschil niet binnen een redelijke termijn (artikel 52 lid 6 AWR) kunnen verklaren en in het kader van doelmatigheid dit niet gecorrigeerd.
• Het beginsaldo van de maand februari (af te lezen van het eindsaldo januari) met daarbij alleen de kasmutaties van februari geeft een eindsaldo februari weer die met € 1.501 verschilt van het eindsaldo februari volgens het kas- bankboek.
• Wordt niet de mutatiedatum gehanteerd maar de werkelijke datum, dan komt de kas op 14 april 2012 zeer negatief uit (€ 9.894)
Ik concludeer uit bovenstaande punten dat er geen sluitende kasadministratie is bijgehouden. De wijze waarop belastingplichtige het kasboek heeft bijgehouden biedt geen enkele controlemogelijkheid op het werkelijk aanwezige kasgeld en het volgens het kasboek aanwezige saldo.
Gezien de omvang van de contanten die per dag door de onderneming stromen is een deugdelijke kasadministratie onontbeerlijk. Alleen op deze wijze zijn geconstateerde onjuistheden en verschillen per dag te achterhalen / reconstrueren.
Een deugdelijke kasadministratie vereist een dagelijkse controle van het werkelijke kasgeld en het volgens de kasadministratie aanwezige kasgeld.
3.4
Voorraadadministratie
Gedurende het onderzoek is meerdere malen door belastingplichtige en de huidige adviseur aangegeven dat er geen gedetailleerde voorraadadministratie aanwezig is. Ook zijn er geen inventarisatielijsten van de begin- en eindvoorraad aanwezig. Tijdens het onderzoek heeft de vorige aandeelhouder, de vader van de directeur de heer [A] een opstelling aangeleverd die u in de bijlage aantreft. De beginvoorraad in deze opstelling van € 123.734 sluit niet aan met de eindvoorraad die in de aangifte vennootschapsbelasting 2011 is opgenomen van € 122.480.
Bij deze beginvoorraad zijn inkoopfacturen door belastingplichtige opgeteld van de inkoop van nieuw goud. De totaaltelling van de beginvoorraad plus de inkopen bedraagt volgens de lijst € 174.848. Dit betekent dat er volgens de lijst € 51.114 is ingekocht. Volgens de audit file die aansluit met de aangifte bedragen de inkopen van het nieuwe goud in 2012 € 68.156. Onduidelijk is hoe dit verschil is ontstaan. Ter bepaling van de op de balans op te nemen voorraad werd vervolgens op deze totaaltelling (€ 174.848) de inkoopwaarde van de omzet ad € 48.205 in mindering gebracht. Onduidelijk is hoe dit bedrag is berekend gezien het feit dat de beginvoorraad en de eindvoorraad niet zijn geteld. Daarna is een bedrag van € 65.671 in mindering gebracht omdat er nieuw goud zou zijn omgesmolten en ingeleverd als sloopgoud. Onderbouwing van dit bedrag is niet aanwezig. Er is voor een bedrag van €5.399 op de voorraad in mindering gebracht voor beschadigde sieraden. Onderbouwing van dit bedrag is niet aanwezig.
Cijfermatig kan het vorenstaande als volgt worden weergegeven:
Voorraadlijst heer [B] per 01-01-2012 € 123.734
Inkopen in 2012 Volgens belastingplichtige
€ 51.114volgens boekhouding echter € 68.156
Theoretische eindvoorraad € 174.848
Kostprijs van de verkopen € -48.025 op welke wijze berekend?
Nieuwe sieraden omgesmolten tot sloopgoud € -65.671 niet aangetoond
Afwaardering i.v.m. beschadigde sieraden
€ -5.399niet aangetoond
Voorraad volgens belastingplichtige ultimo 2012 € 55.753.
Op basis van deze door belastingplichtige als voorraadadministratie geduide opstelling kan door mij op geen enkele wijze een goederenbeweging worden opgesteld omdat deze niet gedetailleerd is bijgehouden en er bedragen niet zijn onderbouwd. Op de facturen is aangegeven wat is ingekocht maar omdat niet gedetailleerd is bijgehouden wat aan de voorraad is onttrokken kan geen goederenbeweging worden opgezet. De kasadministratie is evenmin gedetailleerd bijgehouden zodat vanuit die administratie niet herleid kan worden welke artikelen precies van de voorraad zijn verkocht (zie paragraaf 3.3).
In de voorraadadministratie komt het sloopgoud zelfs in het geheel niet voor, terwijl hiermee een behoorlijke hoeveelheid aan grammen in en uit de voorraad moeten zijn gegaan gezien de inkoop- en verkoopbedragen die in de aangifte zijn verantwoord.”
3.4.
Naar aanleiding van de bevindingen van het actualiteitsbezoek en het boekenonderzoek heeft de Inspecteur met dagtekening 15 augustus 2014 ten aanzien van belanghebbende een informatiebeschikking vastgesteld wegens het niet voldoen aan het bepaalde in artikel 52 Awr. De informatiebeschikking heeft betrekking op de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2012 en de aangiften loonbelasting en omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012.
In de beschikking worden de volgende gebreken in de administratie van belanghebbende genoemd:
“- Er is geen sluitend kasboek bijgehouden. De wijze waarop belastingplichtige het kasboek heeft bijgehouden biedt geen controlemogelijkheid tussen het aanwezige kasgeld en volgens het kasboek aanwezige saldo. Gezien de omvangrijke hoeveelheid contanten die per dag door de onderneming stromen is een deugdelijke kasadministratie onontbeerlijk. Een deugdelijke kasadministratie vereist een dagelijkse controle van het werkelijke kasgeld en het volgens de kasadministratie aanwezige kasgeld.
- Omdat geen deugdelijk kasboek is bijgehouden is bekeken of de volledigheid beoordeeld kan worden op grond van de verkoopbonnen die zijn uitgereikt. Er wordt een sjabloon voor de verkoopbonnen gehanteerd die op de computer worden gegeneerd. Deze bonnen beschikken niet over een uniek voorgedrukt volgnummer en/of het computersysteem genereert ook geen uniek volgnummer. De volgnummers die op de bonnen staan volgen elkaar niet op waarbij nummers ontbreken en daarnaast komt het voor dat hetzelfde nummer op meerdere bonnen gebruikt is. Hierdoor is de beoordeling van de volledigheid van de omzet niet mogelijk.
- Belastingplichtige heeft voorgedrukte inkoopbonnen voor sloopgoud zelf ontworpen met daarop invulmogelijkheden van gegevens die essentieel zijn voor de berekening en de controle van de inkoopwaarde van het sloopgoud zoals onder andere gewicht, gehalte, smeltverlies, prijs per gram en het volgnummer van de bon. Nagenoeg alle bonnen zijn niet volledig ingevuld en de ontbrekende essentiële gegevens zijn niet op een andere manier vastgelegd. Door het ontbreken daarvan wordt de Belastingdienst de mogelijkheid ontnomen om een goederenbeweging op te stellen en is de administratie op dit punt niet controleerbaar.
- Er is geen gedetailleerde voorraadadministratie bijgehouden en de voorraad is niet geteld op balansdatum. Volgens belastingplichtige zijn er periodiek foto's gemaakt van de aanwezige voorraad op dat moment voor de verzekering van de voorraad, maar deze foto's zijn niet bewaard. Door het ontbreken van een gedetailleerde voorraadadministratie is beoordeling op de volledigheid van de opbrengstverantwoording niet mogelijk.”

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

4.1.
Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur de beschikking terecht heeft gegeven omdat niet is voldaan aan de administratieplicht als bedoeld in artikel 52 Awr, welke vraag belanghebbende ontkennend beantwoordt en de Inspecteur bevestigend.
4.2.
Belanghebbende heeft ter ondersteuning van haar standpunt zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Op basis van de beschikbare inkoopbonnen kan in combinatie met de facturen van de edelmetaalsmelterij een goed en volledig beeld worden verkregen van de volledigheid van de omzet. De handel in sloopgoud was nieuw en de heer [A] heeft naar beste eer en geweten getracht een systeem op te zetten voor de registratie van het ingekochte sloopgoud. Belanghebbende heeft zelf inkoopbonnen laten maken waarop nogal uitvoerig gegevens moesten worden vermeld. Dat wordt nu tegen hem gebruikt. Belanghebbende bestrijdt dat de ontbrekende gegevens van essentieel belang zijn.
Het kasboek is niet ondeugdelijk. Het is wel degelijk mogelijk om aan de hand van het totaaloverzicht in Excel alle mutaties van kas en bank te controleren. De meeste mutaties geschieden per bank en bedragen in totaal ongeveer € 1,5 miljoen. Slechts een klein gedeelte van de omzet, € 80.000, geschiedt contant.
Belanghebbende voert al gedurende tien jaar de administratie op deze wijze en heeft daarover nooit opmerkingen van de Inspecteur gehad. Het is juist dat het voorraadoverzicht niet volledig is omdat er een paar inkoopfacturen niet zijn verwerkt. De verschillen zijn makkelijk traceerbaar en slechts marginaal van aard.
Belanghebbende doet ten slotte een beroep op het vertrouwensbeginsel. Bij de controle voor de Wwft en voor de Wet MOT heeft de Belastingdienst geconstateerd dat de administratie van belanghebbende in orde is en die bevindingen zijn in een rapport neergelegd. Deze rapporten hebben bij belanghebbende het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat de Belastingdienst de administratie van belanghebbende in orde heeft bevonden en dat belanghebbende aan de administratieplicht heeft voldaan.
4.3.
De Inspecteur heeft de standpunten van belanghebbende gemotiveerd bestreden.
4.4.
Voor een verdere uiteenzetting van de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

5.1.
Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging van de beschikking.
5.2.
De Inspecteur heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.

Oordeel van de rechtbank

6. De rechtbank heeft het volgende overwogen, waarbij de rechtbank belanghebbende als “eiseres” en de Inspecteur als “verweerder” heeft aangeduid:
”8. De rechtbank overweegt allereerst dat - anders dan eiseres mogelijk nog meent - de omstandigheid dat op 15 augustus 2014 van het boekenonderzoek nog geen rapport beschikbaar was, verweerder niet ervan hoefde te weerhouden de informatiebeschikking vast te stellen. Ook de omstandigheid dat in het verslag van 7 augustus 2014 eiseres een reactietermijn van twee weken is geboden noopt niet tot een andersluidende conclusie. Voor (de mogelijkheid tot) het vaststellen van onderhavige informatiebeschikking is uitsluitend van belang of verweerder over de informatie beschikte die naar zijn mening de conclusie rechtvaardigt dat aan de administratieplicht van artikel 52 van de Awr niet is voldaan. Voorts bestaat geen rechtsregel op grond waarvan verweerder in het onderhavige geval gehouden was alvorens de informatiebeschikking vast te stellen eiseres van het voornemen daartoe op de hoogte te stellen. Ook overigens moet het eiseres op grond van het actualiteitsbezoek en het tijdens het boekenonderzoek op 4 augustus 2014 gehouden gesprek duidelijk zijn geworden dat verweerder het standpunt inneemt dat de administratie van eiseres niet aan de daaraan ingevolge artikel 52 van de Awr te stellen vereisten voldoet.
9. Niet is in geschil dat eiseres administratieplichtige is in de zin van artikel 52 van de Awr.
10. Ingevolge artikel 52, eerste lid, van de Awr, zijn administratieplichtigen gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf, naar de eisen van dat bedrijf, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken.
Ingevolge artikel 52, zesde lid, van de Awr dient de administratie zodanig te zijn ingericht en te worden gevoerd en dienen de gegevensdragers zodanig te worden bewaard, dat controle daarvan door de inspecteur binnen een redelijke termijn mogelijk is. Daartoe verleent de administratieplichtige de benodigde medewerking met inbegrip van het verschaffen van het benodigde inzicht in de opzet en de werking van de administratie.
11. De rechtbank overweegt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de administratie van eiseres niet aan de daaraan ingevolge artikel 52 van de Awr te stellen vereisten voldoet. De rechtbank heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen. Eiseres stelt terecht dat haar ruimte toekomt haar administratie aan te passen aan de werkzaamheden van haar onderneming, maar deze vrijheid strekt niet zover dat het haar is toegestaan de administratie geheel naar haar eigen inzichten in te richten. Dat eiseres zelf mogelijk van mening is dat zij gelet op de aard van haar onderneming geen behoefte heeft aan een verdergaande vastlegging dan wat zij heeft vastgelegd, is niet relevant. Het gaat gezien het bepaalde in artikel 52 van de Awr erom dat verweerder te allen tijde inzicht kan krijgen in de gegevens die voor de belastingheffing van belang zijn.
12. Voor wat betreft het kasboek heeft verweerder, buiten de door eiseres zelf geconstateerde ongebruikelijkheid van de gezamenlijke vastlegging van kas- en bankmutaties, gewezen op overige gebreken in de administratie als genoemd in het controlerapport. Eiseres heeft de aldaar genoemde gebreken niet, althans onvoldoende weersproken. De rechtbank acht in dit verband in het bijzonder van belang hetgeen in het controlerapport over het ontstaan van een negatieve kas is opgemerkt. Verweerder heeft aan de door hem gesignaleerde gebreken terecht de conclusie verbonden dat de kasadministratie controle op het werkelijk aanwezige kasgeld en het volgens het kasboek aanwezige saldo niet mogelijk maakt.
13. Voor wat betreft de inkoop-, verkoop- en voorraadadministratie heeft verweerder terecht erop gewezen dat op de inkoopbonnen van eiseres voor de heffing van belasting essentiële gegevens ontbreken. De opvatting van eiseres dat zij wordt benadeeld, nu zij zelf bonnen heeft ontworpen, waarop veel meer informatie kan worden ingevuld dan alleen de uit een oogpunt van artikel 52 van de Awr benodigde informatie en haar wordt verweten dat zij die bonnen niet volledig heeft ingevuld, volgt de rechtbank niet. Ook indien eiseres geen gebruik zou hebben gemaakt van door haarzelf vervaardigde inkoopbonnen, had zij in haar administratie de door verweerder bedoelde essentiële gegevens - zoals bijvoorbeeld het gewicht van het ingekochte goud, het gehalte ervan en de (dag)prijs per gram - dienen vast te leggen. Voor zover eiseres nog van mening is dat die niet ingevulde gegevens niet van essentieel belang zijn, kan zij in die opvatting evenmin worden gevolgd. Dat eiseres bij de inkoop van particulier goud door drukte niet in staat zou zijn geweest die gegevens vast te leggen, dient voor haar risico te blijven.
Verweerder heeft voorts op goede gronden het standpunt ingenomen dat de inkoop-, verkoop- en voorraadadministratie van eiseres een controle van de goederenbewegingen binnen haar onderneming onmogelijk maken. Hetgeen eiseres in het beroepschrift en ter zitting heeft aangevoerd maakt het voorgaande niet anders, te minder nu door de gebreken in de administratie de juistheid van de door eiseres geschetste gang van zaken niet kan worden gecontroleerd.
De rechtbank merkt nog op dat zij aan al hetgeen eiseres met betrekking tot het omsmelten van inkoopgoud door edelmetaalsmelterijen heeft aangevoerd voorbijgaat, nu vast staat - althans door verweerder gesteld en door eiseres niet, dan wel onvoldoende weersproken - dat in het onderhavige belastingjaar het omsmelten door eiseres zelf werd verricht.
Voorts laat het ter zitting overgelegde overzicht ‘Mutaties van grootboekrekening: […] Verkoop Goud’ in 2012 verkoop zien aan edelmetaalsmelterijen vanaf april 2012 tot einde van het jaar. Daarmee is ongeveer € 140.000 kasomzet gemoeid, hetgeen niet aansluit bij de stelling van eiseres dat slechts € 80.000 via de kas is gegaan.
14. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat de administratie van eiseres zodanige gebreken vertoont dat aan de administratieplicht van artikel 52 van de Awr niet is voldaan. De informatiebeschikking is derhalve terecht vastgesteld.
Vertrouwensbeginsel
15. Eiseres heeft een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. Ter zitting heeft zij daartoe, in aanvulling op haar stelling in beroep dat zij in de gerechtvaardigde veronderstelling verkeert dat haar kasadministratie voldoet aan de daaraan te stellen wettelijke eisen, gesteld dat in het verleden voorafgaand aan onderhavig boekenonderzoek ook al eerder controles hebben plaatsgevonden, waarbij over de wijze waarop de kas werd geadministreerd geen opmerkingen zijn gemaakt.
Verweerder heeft ter zitting verklaard geen eerdere controles te hebben aangetroffen die gericht waren op eiseres.
16. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt. Tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de gestelde eerdere controles hebben plaatsgevonden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiseres haar stelling niet nader met stukken - waartoe de rechtbank onder meer een controlerapport rekent - heeft onderbouwd.
17. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”

Beoordeling van het hoger beroep

7.1.
Het Hof is van oordeel dat de administratie zoals die naar voren komt uit het verslag van het boekenonderzoek, onder de feiten geciteerd in onderdeel 3.4, over het belastingjaar 2012 niet controleerbaar is op volledigheid. Dit geldt zowel voor de kas, de inkoop-, voorraad- en verkoopadministratie . Het Hof verwijst naar de oordelen van de rechtbank in de onderdelen 12 en 13 van zijn uitspraak en neemt die over.
7.2.
Het Hof voegt daaraan toe dat de eisen die de Inspecteur aan de administratie stelt niet onredelijk zijn. Belanghebbende stelt terecht dat het begrip administratie een open norm behelst die voor wat betreft invulling afhankelijk is van aard, omvang en complexiteit van het bedrijf en waarbij hem als belastingplichtige een zekere vrijheid wordt gelaten naar eigen inzicht de administratie in te richten en te voeren. Die norm kent echter zijn begrenzing in de omstandigheid dat de administratie de weerslag dient te vormen van de vermogenstoestand en van alles betreffende het bedrijf, zodat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens duidelijk blijken. Wanneer de aard van het bedrijf van belanghebbende in ogenschouw wordt genomen, een juweliersbedrijf waar goederen worden verhandeld die grote waarde vertegenwoordigen en waarmee grote sommen geld zijn gemoeid, alsmede waar edelmetalen in grote hoeveelheden worden aangekocht om in eigen beheer te worden omgesmolten naar metalen met een ander gewicht en gehalte, heeft de Inspecteur zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aangekochte hoeveelheden, gehaltes en waarden van de edelmetalen dienen te worden verantwoord. Daarbij dienen primaire bescheiden te zijn bewaard, moet op de inkoop een vorm van controle mogelijk zijn en een sluitend kasboek worden bijgehouden opdat de goederenbewegingen binnen de onderneming kunnen worden gecontroleerd. Voor het jaar 2012 was dat niet het geval.
7.3.
Belanghebbende stelt dat de verkopen van het sloopgoud allemaal via de bank zijn gegaan en dat alle inkoopbonnen van sloopgoud in de administratie zijn opgenomen. De juistheid van die stelling valt echter door de wijze van administratie voeren door belanghebbende zonder dat primaire bescheiden waarop gewicht, gehalte en dagprijs zijn genoteerd aanwezig zijn, niet te controleren.
7.4.
Belanghebbende heeft voorts gesteld dat door de Belastingdienst vertrouwen is gewekt bij eerdere controles. Hij heeft als bewijs voor zijn stelling tijdens de eerste mondelinge behandeling twee rapporten overgelegd. De eerste is afkomstig van de Unit MOT van de Belastingdienst van 25 oktober 2012 in het kader van de Wet melding ongebruikelijke transacties en de tweede van Bureau Toezicht Wwft van de Belastingdienst van 19 maart 2014 naar aanleiding van een onderzoek in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
7.5.
In het eerstgenoemde rapport van 25 oktober 2012 is in de paragraaf Reikwijdte van het onderzoek vermeld dat het doel van het onderzoek was het vaststellen of en in hoeverre belanghebbende heeft voldaan aan de verplichtingen genoemd in de Wwft, waarbij is vermeld: “U kunt aan de uitkomsten van dit onderzoek dus geen vertrouwen ontlenen over de juistheid van enige fiscale aangifte of verplichting”. Het moet belanghebbende derhalve duidelijk zijn geweest dat de controle slechts betrekking had op naleving van de uit de Wwft voortvloeiende verplichtingen ten aanzien van de administratie en niet op de fiscale administratieplicht. Ook overigens kan een dergelijk vertrouwen niet door dat rapport zijn gewekt, nu daarin wordt vastgesteld dat in de periode 1 januari 2011 tot en met 31 juli 2012 sprake is geweest van vijf transacties van €15.000 of meer, waarbij identiteitsgegevens van de afnemers ten onrechte niet zijn vastgelegd en bewaard, en de verplichtingen volgens de Wwft en de Wet MOT niet zijn nageleefd.
7.6.
Met het laatst genoemde rapport van 19 maart 2014 kan een dergelijk vertrouwen ook niet zijn gewekt nu daarin niet het jaar 2012 is beoordeeld. Belanghebbende heeft voorts geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan kan worden aangenomen dat de administratie eerder op zijn volledigheid is beoordeeld door de Belastingdienst. Daar komt bij dat het omsmelten van ingekocht goud en zilver in eigen beheer zich slechts in het jaar 2012 heeft voorgedaan. Het Hof verwerpt daarom het beroep op het vertrouwensbeginsel.
7.7.
Het Hof komt tot de conclusie dat in 2012 de administratieplicht als bedoeld in artikel 52 van de Awr niet is nageleefd. Het Hof zal het hoger beroep daarom ongegrond verklaren.

Proceskosten en griffierecht

Het Hof acht, nu het hoger beroep ongegrond is, geen termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Evenmin is er aanleiding belanghebbende het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. G.J. van Leijenhorst, mr. J.J.J. Engel en mr. S.E. Postema, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema. De beslissing is op 26 oktober 2016 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.