ECLI:NL:GHDHA:2016:3299

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2016
Publicatiedatum
3 november 2016
Zaaknummer
22-003746-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van een glazen deur na geschil over schadeclaim

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Marokko in 1980, werd beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een glazen deur in een pand van Nationale Nederlanden N.V. te 's-Gravenhage op 3 april 2014. Dit gebeurde na een gesprek over een geschil betreffende de honorering van een schadeclaim die de verdachte had ingediend. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 350,00, subsidiair 7 dagen hechtenis, en had een schadevergoeding van € 1.100,00 toegewezen aan Nationale Nederlanden N.V.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 oktober 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de verklaringen van de verdachte en getuigen overwogen. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk de glazen deur had vernield, wat werd ondersteund door getuigenverklaringen. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan. De verdachte werd opnieuw veroordeeld tot een geldboete van € 350,00, met de mogelijkheid van 7 dagen hechtenis bij gebreke van betaling.

Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, Nationale Nederlanden N.V., tot schadevergoeding van € 1.100,00 toegewezen. Het hof legde de verdachte de verplichting op om dit bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. Het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003746-15
Parketnummer: 09-199787-14
Datum uitspraak: 26 oktober 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 21 augustus 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortejaar] 1980,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 12 oktober 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 350,--, subsidiair 7 dagen hechtenis.
Voorts is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, Nationale Nederlanden N.V., toegewezen tot een bedrag van € 1.100,--, onder niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige. Ook is aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer, Nationale Nederlanden N.V., opgelegd tot een bedrag van € 1.100,--.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 april 2014 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een glazen deur in het pand van de Nationale Nederlanden gevestigd aan de Prinses Beatrixlaan 35, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Nationale Nederlanden NV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt (te weten door de glazen deur meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen de muur te duwen).
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks3 april 2014 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een glazen deur in het pand van de Nationale Nederlanden gevestigd aan de Prinses Beatrixlaan 35,in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Nationale Nederlanden NV,in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,heeft vernielden/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt (te weten door de glazen deurmeermalen, althans eenmaal (met kracht)tegen de muur te duwen).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu, kort gezegd, er geen sprake is van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, bij de verdachte om de deur te vernielen.
Het hof verwerpt dit verweer, nu hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd, wordt weerlegd door de verklaring van verbalisant [verbalisant], inhoudende dat hij zag dat de verdachte de glazen toegangsdeur met een ferme duw opende en dat hij vervolgens nogmaals de toegangsdeur
hard van zich afduwde. Hierna zag verbalisant [verbalisant] dat de verdachte nogmaals de glazen deur ‘met harde kracht’ van zich afduwde, waarna deze deur hard tegen de muur aankwam, waardoor de deur compleet in scherven uiteen spatte. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van aangever [aangever] die hierover heeft verklaard dat hij zag dat de verdachte de deur een aantal keer open en dicht deed. Nadat de verdachte dit meerdere keren had gedaan zag [aangever] dat de verdachte dit nogmaals herhaalde en dat de verdachte met kracht de deur open duwde, waarna hij zag dat de glazen deur werd vernield.
Uit voormelde verklaringen blijkt dat de handelwijze van de verdachte van dien aard was dat het niet anders kan dan dat de verdachte opzet had op de vernieling van de deur.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 350,--, subsidiair 7 dagen hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich na afloop van een gesprek ter zake van een geschil over honorering van een door hem ingediende schadeclaim, zich schuldig gemaakt aan vernieling van een glazen deur van een spreekruimte in een pand van Nationale Nederlanden N.V.
Als gevolg van dit misdrijf is door de verdachte overlast en financiële schade bij de benadeelde veroorzaakt.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Vordering tot schadevergoeding Nationale Nederlanden N.V.
In het onderhavige strafproces heeft Nationale Nederlanden N.V. zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.804,87.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 1.100,--.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte onvoldoende gemotiveerd betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen tot het bedrag van € 1.100,--.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Nationale Nederlanden N.V.
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.100,-- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer Nationale Nederlanden N.V.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 36f en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij Nationale Nederlanden

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Nationale Nederlanden ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.100,00 (duizend honderd euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Nationale Nederlanden, ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.100,00 (duizend honderd euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
21 (eenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk,
mr. J.M. van de Poll en mr. H.A. van Brummen, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 oktober 2016.
Mr. H.A. van Brummen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.