In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Marokko in 1980, werd beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een glazen deur in een pand van Nationale Nederlanden N.V. te 's-Gravenhage op 3 april 2014. Dit gebeurde na een gesprek over een geschil betreffende de honorering van een schadeclaim die de verdachte had ingediend. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 350,00, subsidiair 7 dagen hechtenis, en had een schadevergoeding van € 1.100,00 toegewezen aan Nationale Nederlanden N.V.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 oktober 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de verklaringen van de verdachte en getuigen overwogen. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk de glazen deur had vernield, wat werd ondersteund door getuigenverklaringen. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan. De verdachte werd opnieuw veroordeeld tot een geldboete van € 350,00, met de mogelijkheid van 7 dagen hechtenis bij gebreke van betaling.
Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, Nationale Nederlanden N.V., tot schadevergoeding van € 1.100,00 toegewezen. Het hof legde de verdachte de verplichting op om dit bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. Het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.