ECLI:NL:GHDHA:2016:3288

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2016
Publicatiedatum
2 november 2016
Zaaknummer
200.194.932/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van uithuisplaatsing bij andere ouder met gezag in het kader van de ontwikkeling van de minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam, verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen. De moeder was van mening dat er onvoldoende redenen waren voor de uithuisplaatsing en dat de gecertificeerde instelling zich moest inzetten voor gezinsvorming en hereniging. De gecertificeerde instelling daarentegen verzocht het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen, stellende dat de minderjarige bij de vader moest blijven wonen voor zijn ontwikkeling en stabiliteit.

De moeder had in het verleden te maken gehad met gezondheidsproblemen, waaronder een herseninfarct, en was recentelijk zwanger. Het hof oordeelde dat de minderjarige bij de vader op zijn plek was en dat hij daar de zorg en stabiliteit kreeg die hij nodig had. De communicatie tussen de ouders was verbeterd door deelname aan het traject 'Kinderen uit de Knel', maar het hof oordeelde dat de moeder op dat moment niet in staat was om de zorg voor de minderjarige op zich te nemen. De bestreden beschikking werd bekrachtigd, met de aanpassing dat de ouder zonder gezag de vader was. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, wat werd bevestigd door het gezagsregister.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 26 oktober 2016
Zaaknummer : 200.194.932/01
Zaakgegevens rechtbank : C/10/499538 / JE RK 16-1093
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. C.C. Sneper te Rotterdam,
tegen
de Stichting Jeugdbescherming [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[naam] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. G.A. Nandoe Tewarie te Leiden.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De moeder is op 8 juli 2016 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 27 mei 2016 van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam.
De gecertificeerde instelling heeft op 5 september 2016 een verweerschrift ingediend.
De raad heeft bij brief van 23 augustus 2016 aan het hof laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
De zaak is op 5 oktober 2016 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- [naam] en [naam] namens de gecertificeerde instelling.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (hierna: de minderjarige), en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de ouder zonder gezag, verlengd tot 9 juni 2017, uitvoerbaar bij voorraad.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de uithuisplaatsing van de minderjarige.
2. De moeder verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en subsidiair de machtiging uithuisplaatsing slechts te verlengen tot drie maanden na de te wijzen beschikking, zodat in die periode de juiste hulpverlening kan worden ingezet om tot een terugplaatsing van de minderjarige te komen, dan wel een beslissing te nemen zoals het hof in goede justitie juist acht.
3. De gecertificeerde instelling verweert zich daartegen en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en mitsdien het verzoek in hoger beroep, strekkende tot vernietiging van de bestreden beschikking, af te wijzen.
4. De moeder is van mening dat er onvoldoende reden is tot uithuisplaatsing. De gecertificeerde instelling dient zich in te zetten voor gezinsvorming/-hereniging. De overwegingen van de rechtbank zien op de verlenging van de ondertoezichtstelling. Communicatieproblemen tussen de ouders rechtvaardigen immers geen uithuisplaatsing. Bovendien nemen de ouders deel aan het traject Kinderen uit de Knel. De minderjarige wordt nu feitelijk opgevoed door de grootmoeder vaderszijde, bij wie de vader inwoont. De vader heeft de moeder gestalkt en ook een tijdje in detentie gezeten. Er zijn haast geen regels bij de grootmoeder en de moeder wordt nauwelijks op de hoogte gehouden over hoe het met de minderjarige gaat. De situatie van de moeder is stabiel. Zij heeft in het verleden een herseninfarct gehad waardoor zij last had van tia’s en epilepsie. Dit is echter al heel lang niet meer het geval. Ook voldoet zij aan de door de gecertificeerde instelling gestelde doelen. De moeder wenst graag gefaseerde terugplaatsing door middel van de zogenaamde “Signs of Safety” methodiek.
5. De gecertificeerde instelling acht continuering van het verblijf van de minderjarige bij de vader nodig om de positieve ontwikkeling die hij sinds de plaatsing bij de vader laat zien, voort te zetten. De minderjarige gaat sinds dit schooljaar ook in [plaats] naar school en kan zich gaan richten op zijn sociale ontwikkeling. Terugplaatsing bij de moeder is de afgelopen anderhalf jaar niet mogelijk gebleken. Zij is verhuisd naar [plaats] en woont in bij haar partner en diens ouders. Vanwege het tot nu toe langdurig uitblijven van zicht op en duidelijkheid over een vaste woon- en verblijfplaats van de moeder, kon er niet gewerkt worden aan terugplaatsing. Tot op heden is de moeder niet gestart met hulpverlening in de gemeente [plaats] . Wel heeft zij zich aangemeld voor het traject Kinderen uit de Knel, hetgeen in september 2016 kan starten. De vader heeft hiervoor de procedure met betrekking tot het verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige opgeschort. De aanhoudende strijd tussen de ouders veroorzaakt een loyaliteitsconflict bij de minderjarige en betekent een bedreiging voor zijn ontwikkeling. De gecertificeerde instelling is van mening dat het perspectief van de minderjarige bij de vader ligt en er een duidelijke en stabiele omgang met de moeder tot stand moet worden gebracht.
6. De vader stelt dat het in het belang van de minderjarige is dat hij bij de vader blijft wonen. Hier krijgt hij de zorg en structuur die hij nodig heeft. De vader woont in bij zijn moeder, die de vader ondersteunt bij de verzorging van de minderjarige, maar het is de vader die het leeuwendeel daarvan op zich neemt en de minderjarige opvoedt. Het gaat heel goed met de minderjarige en hij heeft vriendjes en vriendinnetjes in de buurt en op school. De moeder heeft ruimschoots de kans gekregen om zich te bewijzen, maar handelt niet altijd in het belang van de minderjarige. Zo is zij de afgelopen anderhalve maand de contactregeling niet nagekomen en heeft zij ook niets van zich laten horen jegens de minderjarige. Ook laat zij de minderjarige haar nieuwe partner papa noemen. Dankzij het traject Kinderen uit de Knel is de communicatie tussen de ouders wel iets verbeterd.
7. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen en overweegt daartoe als volgt. Uit de aan het hof overgelegde stukken en uit het verhandelde ter zitting is het hof gebleken dat de minderjarige vanaf zijn geboorte weinig stabiliteit en veiligheid heeft gekend. De moeder was minderjarig toen zij beviel van de minderjarige en heeft de eerste maanden met de minderjarige bij de vader en diens moeder ingewoond. Na een aantal maanden is deze situatie geëscaleerd en heeft de moeder met de minderjarige op diverse adressen verbleven. In december 2013 heeft de moeder een herseninfarct gekregen, met als gevolg tia’s en epilepsieaanvallen. Ondanks hulpverlening groeide de minderjarige op in een instabiele en spanningsvolle opvoedsituatie. Sinds de beëindiging van de relatie van de ouders in 2014 is hun verhouding ernstig verstoord en verkeert de minderjarige als gevolg hiervan in een loyaliteitsconflict. Door de kwetsbare situatie van de moeder kan zij de minderjarige niet de verzorging en opvoeding geven die hij nodig heeft. Sinds maart 2015 is de minderjarige onder toezicht gesteld en met een machtiging uithuisplaatsing bij de vader geplaatst. Naar het oordeel van het hof is gebleken dat de minderjarige hier de verzorging en opvoeding krijgt die hij nodig heeft en zich goed ontwikkelt. Onweersproken is dat de communicatie tussen partijen vooruitgaat dankzij hun deelname aan het traject Kinderen uit de Knel en dat de contactregeling tussen de moeder en de minderjarige over het algemeen goed verloopt. Onvoldoende is gebleken echter dat de moeder thans wel de verzorging en opvoeding van de minderjarige op zich kan nemen. Zij is begin van dit jaar ingetrokken bij haar nieuwe partner en diens ouders en is thans zwanger. Zij heeft verklaard per oktober 2016 met haar nieuwe partner zelfstandige woonruimte te zullen betrekken. Het hof acht de ontwikkelingen in het leven van de moeder dermate pril en nog onvoldoende uitgekristalliseerd en gestabiliseerd, dat de uithuisplaatsing van de minderjarige bij de vader noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding. Het hof is van oordeel dat de minderjarige bij de vader op zijn plek is en dat hij daar de zorg en stabiliteit krijgt die een kind nodig heeft. Daarmee is nog altijd voldaan aan de wettelijke gronden voor de uithuisplaatsing. De bestreden beschikking dient dan ook te worden bekrachtigd, met dien verstande dat het hof voor de “ouder zonder gezag” leest: de vader. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking onder de vaststaande feiten vermeld dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, hetgeen zijn bevestiging vindt in het uittreksel uit het gezagsregister.
8. Dit leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking, met dien verstande dat voor “de ouder zonder gezag” dient te worden gelezen: “de vader”;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A. Mink, J.M. van Baardewijk en W. Burgerhart, bijgestaan door mr. A.C. van Waning als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 oktober 2016.