In deze zaak gaat het om de vaststelling van de kinderalimentatie die de man aan de vrouw moet betalen voor hun minderjarige kind. De vrouw verzoekt het hof om de bestreden beschikking van de rechtbank te vernietigen en een kinderalimentatie vast te stellen van € 250,- per maand, of € 47,87 per maand, met ingang van 1 januari 2011 of de datum van indiening van het verzoek. De rechtbank had eerder het verzoek van de vrouw afgewezen, omdat zij niet voldoende bewijs had geleverd van de financiële situatie van partijen ten tijde van het verbreken van hun relatie.
Het hof heeft de zaak op 27 januari 2016 behandeld. De vrouw was aanwezig met haar advocaat, terwijl de man niet ter zitting verscheen. Het hof overweegt dat de vrouw niet heeft aangetoond dat de man en zij op enig moment hebben samengewoond, noch wat het inkomen van de ouders ten tijde van de geboorte van de minderjarige was. Desondanks erkent het hof dat de verzorging en opvoeding van een kind kosten met zich meebrengt en gaat het uit van een behoefte van de minderjarige van ten minste € 133,79 per maand, geïndexeerd naar 2016.
De vrouw stelt dat de man over draagkracht beschikt en dat hij een bijdrage van € 250,- per maand kan betalen. Het hof concludeert echter dat de man's draagkracht, zoals vastgesteld door de gemeente, € 47,87 per maand bedraagt. Het hof beslist uiteindelijk dat de man aan de vrouw een kinderalimentatie van € 47,87 per maand moet betalen, met ingang van 1 januari 2016. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en het hof wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.