GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak : 26 oktober 2016
Zaaknummer : 200.184.710/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 15-5575
Zaaknummer rechtbank : C/10/480374
[verzoeker 1] ,
hierna te noemen: de man, en
[de adoptievader]
,
hierna te noemen: de adoptie vader,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekers in hoger beroep,
hierna gezamenlijk te noemen: de verzoekers,
advocaat mr. V. Kidjan te Amsterdam.
Als belanghebbende is aangemerkt:
wonende te Thailand,
hierna te noemen: de biologische moeder.
Als belanghebbende ten aanzien van de erkenning van de Thaise adoptie, voornaam- en geslachtsnaamwijziging en inschrijving geboortegegevens is aangemerkt:
- de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage.
Op grond van het bepaalde in artikel 44 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de advocaat-generaal van het ressortsparket vestiging Den Haag,
hierna te noemen: het Openbaar Ministerie.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De verzoekers zijn op 29 januari 2016 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 9 november 2015 van de rechtbank Rotterdam.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de verzoekers:
- op 1 februari 2016 een brief van 29 januari 2016 met bijlagen;
- op 11 februari 2016 een faxbericht van diezelfde datum houdende een correctie op het appelschrift met bijlagen;
- op 9 mei 2016 een brief van 4 mei 2016 met bijlagen.
De raad heeft bij brief van 28 juni 2016 aan het hof laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
De advocaat-generaal heeft bij faxbericht van 14 maart 2016 aan het hof laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
De zaak is op 31 augustus 2016 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de verzoekers, bijgestaan door hun advocaat.
Bij brief van 5 september 2016 heeft het hof – zoals ter zitting met de verzoekers besproken – de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage in de gelegenheid gesteld om, als belanghebbende, uiterlijk 21 september 2016 te reageren op alle verzoeken van de verzoekers, waaronder ook de verzoeken tot (voor)naamswijziging.
Op 21 september 2016 is van de ambtenaar van de burgerlijke stand een brief van 20 september 2016 bij het hof ingekomen met daarin zijn reactie op de verzoeken van verzoekers in hoger beroep.
Het hof heeft bij brief van 23 september 2016 de verzoekers in de gelegenheid gesteld om op voornoemde brief te reageren.
Op 27 september 2016 is van de zijde van de verzoekers een brief van 26 september 2016 bij het hof ingekomen waarin de advocaat van de verzoekers meldt geen opmerkingen te hebben naar aanleiding van de brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, het verzoek van de man om de adoptie uit te spreken van:
[de minderjarige] , geboren [in] 2013 te [geboorteplaats] , Thailand (hierna ook: de minderjarige), afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:
- de verzoekers zijn [in] 2013 te [plaats] in het huwelijk getreden;
- de minderjarige is [in] 2013 te [geboorteplaats] , Thailand uit de biologische moeder geboren en [in] 2014 naar Thais recht geadopteerd door de adoptie vader, de neef van de biologische moeder;
- de adoptie is geregistreerd in Thailand [in] 2014;
- aan de adoptie vader en de minderjarige is [in] 2015 een verblijfsvergunning voor Nederland verleend, geldig tot [datum in] 2020;
- de man heeft de Belgische nationaliteit;
- de adoptie vader heeft de Thaise nationaliteit;
- de minderjarige heeft de Thaise nationaliteit.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. De verzoekers verzoeken het hof
primair:
- voor recht te verklaren dat de Thaise adoptie wordt erkend;
- de adoptie uit te spreken van de minderjarige door de man;
- de geslachtsnaam van de minderjarige te bevestigen dan wel vast te stellen in: [geslachtsnaam] ;
- de voornamen van de minderjarige te wijzigen dan wel vast te stellen in: [voornaam] ;
- de ambtenaar van de Burgerlijke Stand te gelasten de geboortegegevens van de minderjarige plus de latere vermelding van de adoptie in te schrijven in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage, voor zover dit niet reeds uit de wet voortvloeit;
subsidiair:
- de Thaise adoptie om te zetten in een adoptie naar Nederlands recht;
- de adoptie uit te spreken van de minderjarige door de man;
- de ambtenaar van de Burgerlijke Stand te gelasten de geboortegegevens van de minderjarige plus de latere vermelding van de adoptie in te schrijven in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage, voor zover dit niet reeds uit de wet voortvloeit;
- het gezag van verzoekers te erkennen en hen het gezamenlijk gezag toe te wijzen.
2. De verzoekers voeren het volgende aan. De rechtbank heeft het adoptieverzoek afgewezen. De rechtbank is ten onrechte ervan uitgegaan dat de moeder nog het gezag over de minderjarige zou hebben. Uit section 1598/28 van de Thaise Civil and Commercial Code blijkt dat bij een zwakke adoptie de familiebanden weliswaar in stand blijven, maar dat het gezag (parental power) van de geboorteouder(s) ophoudt. Er is derhalve geen strijd met het bepaalde in artikel 1:228 lid 1 sub g Burgerlijk Wetboek (BW) waarin is opgenomen dat een voorwaarde voor adoptie is dat de ouder geen gezag meer heeft.
De rechtbank heeft volgens de verzoekers, zo leiden zij af uit rechtsoverweging 3.2.8 van de bestreden beschikking, de adoptie ook afgewezen omdat de minderjarige door de partneradoptie meer dan twee ouders zou krijgen. Volgens verzoekers ten onrechte. De rechtbank heeft hiermee geoordeeld in strijd met artikel 10:108 jo 10:110 BW. Bovendien zou een Nederlandse partneradoptie resulteren in twee ouders en niet in drie. De verzoekers worden namelijk de ouders. Het enkele feit dat de minderjarige meer dan twee ouders krijgt mag geen enkele rol spelen omdat zwakke adopties als zodanig voor erkenning in aanmerking komen in Nederland. De verzoekers verwijzen hiertoe naar artikel 26 Haags Adoptieverdrag 1993 en naar diverse uitspraken van rechtbanken. De meeste rechtbanken nemen zonder meer aan dat een zwakke adoptie in Nederland moet worden erkend als aan de voorwaarden die zijn genoemd in boek 10, artikel 108 en 109 BW is voldaan. De omzetting in een adoptie naar Nederlands recht is in deze zaken juist het probleem omdat de adoptieouders om diverse redenen veelal moeite hebben om de toestemmingsverklaring van de biologische ouders voor de sterke adoptie te verkrijgen.
De verzoekers betogen voorts dat het belang van de minderjarige bij de adoptie centraal moet staan en niet het belang van de adoptieouders. Op de voet van artikel 8 EVRM en artikel 7 IVRK hebben kinderen recht om door hun eigen ouders te worden opgevoed. Wanneer dat niet mogelijk is, hebben zij recht op familie die de opvoeding en verzorging op zich neemt. In casu is de adoptie vader familie van de minderjarige en is de man aangetrouwde familie van de minderjarige. Uit de bestreden beschikking valt niet op te maken dat rekening is gehouden met de belangen van de minderjarige, aldus de verzoekers. Het toekennen van de adoptie aan de man zou recht doen aan de feitelijke situatie. Thans is slechts één ouder met het gezag belast over de minderjarige in Nederland. Als er iets met hem gebeurt dan ontstaat er een gezagsvacuüm. Het inwilligen van het verzoek is in het belang van de minderjarige.
Subsidiair verzoeken de verzoekers om op grond van artikel 10:111 BW de Thaise adoptie om te zetten in een adoptie naar Nederlands recht. De familierechtelijke betrekkingen met de geboorteouder wordt dan verbroken waardoor de minderjarige onweersproken niet meer dan twee ouders zal hebben na de partneradoptie. Aan alle voorwaarden is voldaan volgens de verzoekers:
- de minderjarige heeft zijn gewone verblijfplaats in Nederland;
- de minderjarige is in het bezit van een geldig verblijfsdocument geldig van [datum in] 2015 tot [datum in] 2020 onder de beperking familielid van een EU-burger, daaruit volgt dat hij voor permanent verblijf is toegelaten bij de adoptieouder;
- de biologische vader is onbekend, hieruit mag worden afgeleid dat hij zijn toestemming geeft voor de omzetting. De moeder heeft ook toestemming hiervoor gegeven;
- de omzetting is in het kennelijk belang van de minderjarige.
De verzoekers verzoeken tot slot, in het geval het hof de verzoeken niet toewijst, zo heeft de advocaat van de verzoekers ter zitting verklaard, meer subsidiair: het gezag van de adoptie vader te erkennen en het gezamenlijk gezag toe te wijzen aan de verzoekers.