ECLI:NL:GHDHA:2016:3265

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2016
Publicatiedatum
31 oktober 2016
Zaaknummer
200.184.710/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een Thaise adoptie en stiefouderadoptie in Nederland

In deze zaak gaat het om de erkenning van een Thaise adoptie en de stiefouderadoptie van een minderjarige door de man. De verzoekers, die in 2013 in Nederland zijn getrouwd, hebben in 2014 de minderjarige geadopteerd volgens Thais recht. De adoptie vader, neef van de biologische moeder, heeft de minderjarige in Thailand geadopteerd. De verzoekers hebben een verblijfsvergunning voor Nederland gekregen en willen nu de Thaise adoptie laten erkennen in Nederland en de adoptie door de man laten uitspreken. De rechtbank had eerder het verzoek afgewezen, omdat men dacht dat de biologische moeder nog gezag had over de minderjarige. De verzoekers betogen dat dit onjuist is, omdat volgens de Thaise wet het gezag van de biologische ouders ophoudt bij een zwakke adoptie. Het hof oordeelt dat de adoptie vader ten tijde van de adoptie in Thailand woonde en dat aan de voorwaarden voor erkenning van de adoptie is voldaan. Het hof wijst het verzoek tot erkenning van de Thaise adoptie toe en spreekt de adoptie door de man uit. Tevens wordt de voornaam van de minderjarige gewijzigd en de inschrijving van de Thaise geboorteakte in de registers van de burgerlijke stand gelast.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 26 oktober 2016
Zaaknummer : 200.184.710/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 15-5575
Zaaknummer rechtbank : C/10/480374
[verzoeker 1] ,
hierna te noemen: de man, en
[de adoptievader]
,
hierna te noemen: de adoptie vader,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekers in hoger beroep,
hierna gezamenlijk te noemen: de verzoekers,
advocaat mr. V. Kidjan te Amsterdam.
Als belanghebbende is aangemerkt:
- [belanghebbende] ,
wonende te Thailand,
hierna te noemen: de biologische moeder.
Als belanghebbende ten aanzien van de erkenning van de Thaise adoptie, voornaam- en geslachtsnaamwijziging en inschrijving geboortegegevens is aangemerkt:
- de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage.
Op grond van het bepaalde in artikel 44 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de advocaat-generaal van het ressortsparket vestiging Den Haag,
hierna te noemen: het Openbaar Ministerie.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De verzoekers zijn op 29 januari 2016 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 9 november 2015 van de rechtbank Rotterdam.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de verzoekers:
- op 1 februari 2016 een brief van 29 januari 2016 met bijlagen;
- op 11 februari 2016 een faxbericht van diezelfde datum houdende een correctie op het appelschrift met bijlagen;
- op 9 mei 2016 een brief van 4 mei 2016 met bijlagen.
De raad heeft bij brief van 28 juni 2016 aan het hof laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
De advocaat-generaal heeft bij faxbericht van 14 maart 2016 aan het hof laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
De zaak is op 31 augustus 2016 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de verzoekers, bijgestaan door hun advocaat.
Bij brief van 5 september 2016 heeft het hof – zoals ter zitting met de verzoekers besproken – de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage in de gelegenheid gesteld om, als belanghebbende, uiterlijk 21 september 2016 te reageren op alle verzoeken van de verzoekers, waaronder ook de verzoeken tot (voor)naamswijziging.
Op 21 september 2016 is van de ambtenaar van de burgerlijke stand een brief van 20 september 2016 bij het hof ingekomen met daarin zijn reactie op de verzoeken van verzoekers in hoger beroep.
Het hof heeft bij brief van 23 september 2016 de verzoekers in de gelegenheid gesteld om op voornoemde brief te reageren.
Op 27 september 2016 is van de zijde van de verzoekers een brief van 26 september 2016 bij het hof ingekomen waarin de advocaat van de verzoekers meldt geen opmerkingen te hebben naar aanleiding van de brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, het verzoek van de man om de adoptie uit te spreken van:
[de minderjarige] , geboren [in] 2013 te [geboorteplaats] , Thailand (hierna ook: de minderjarige), afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:
- de verzoekers zijn [in] 2013 te [plaats] in het huwelijk getreden;
- de minderjarige is [in] 2013 te [geboorteplaats] , Thailand uit de biologische moeder geboren en [in] 2014 naar Thais recht geadopteerd door de adoptie vader, de neef van de biologische moeder;
- de adoptie is geregistreerd in Thailand [in] 2014;
- aan de adoptie vader en de minderjarige is [in] 2015 een verblijfsvergunning voor Nederland verleend, geldig tot [datum in] 2020;
- de man heeft de Belgische nationaliteit;
- de adoptie vader heeft de Thaise nationaliteit;
- de minderjarige heeft de Thaise nationaliteit.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. De verzoekers verzoeken het hof
primair:
- voor recht te verklaren dat de Thaise adoptie wordt erkend;
- de adoptie uit te spreken van de minderjarige door de man;
- de geslachtsnaam van de minderjarige te bevestigen dan wel vast te stellen in: [geslachtsnaam] ;
- de voornamen van de minderjarige te wijzigen dan wel vast te stellen in: [voornaam] ;
- de ambtenaar van de Burgerlijke Stand te gelasten de geboortegegevens van de minderjarige plus de latere vermelding van de adoptie in te schrijven in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage, voor zover dit niet reeds uit de wet voortvloeit;

subsidiair:

- de Thaise adoptie om te zetten in een adoptie naar Nederlands recht;
- de adoptie uit te spreken van de minderjarige door de man;
- de ambtenaar van de Burgerlijke Stand te gelasten de geboortegegevens van de minderjarige plus de latere vermelding van de adoptie in te schrijven in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage, voor zover dit niet reeds uit de wet voortvloeit;
meer subsidiair:
- het gezag van verzoekers te erkennen en hen het gezamenlijk gezag toe te wijzen.
2. De verzoekers voeren het volgende aan. De rechtbank heeft het adoptieverzoek afgewezen. De rechtbank is ten onrechte ervan uitgegaan dat de moeder nog het gezag over de minderjarige zou hebben. Uit section 1598/28 van de Thaise Civil and Commercial Code blijkt dat bij een zwakke adoptie de familiebanden weliswaar in stand blijven, maar dat het gezag (parental power) van de geboorteouder(s) ophoudt. Er is derhalve geen strijd met het bepaalde in artikel 1:228 lid 1 sub g Burgerlijk Wetboek (BW) waarin is opgenomen dat een voorwaarde voor adoptie is dat de ouder geen gezag meer heeft.
De rechtbank heeft volgens de verzoekers, zo leiden zij af uit rechtsoverweging 3.2.8 van de bestreden beschikking, de adoptie ook afgewezen omdat de minderjarige door de partneradoptie meer dan twee ouders zou krijgen. Volgens verzoekers ten onrechte. De rechtbank heeft hiermee geoordeeld in strijd met artikel 10:108 jo 10:110 BW. Bovendien zou een Nederlandse partneradoptie resulteren in twee ouders en niet in drie. De verzoekers worden namelijk de ouders. Het enkele feit dat de minderjarige meer dan twee ouders krijgt mag geen enkele rol spelen omdat zwakke adopties als zodanig voor erkenning in aanmerking komen in Nederland. De verzoekers verwijzen hiertoe naar artikel 26 Haags Adoptieverdrag 1993 en naar diverse uitspraken van rechtbanken. De meeste rechtbanken nemen zonder meer aan dat een zwakke adoptie in Nederland moet worden erkend als aan de voorwaarden die zijn genoemd in boek 10, artikel 108 en 109 BW is voldaan. De omzetting in een adoptie naar Nederlands recht is in deze zaken juist het probleem omdat de adoptieouders om diverse redenen veelal moeite hebben om de toestemmingsverklaring van de biologische ouders voor de sterke adoptie te verkrijgen.
De verzoekers betogen voorts dat het belang van de minderjarige bij de adoptie centraal moet staan en niet het belang van de adoptieouders. Op de voet van artikel 8 EVRM en artikel 7 IVRK hebben kinderen recht om door hun eigen ouders te worden opgevoed. Wanneer dat niet mogelijk is, hebben zij recht op familie die de opvoeding en verzorging op zich neemt. In casu is de adoptie vader familie van de minderjarige en is de man aangetrouwde familie van de minderjarige. Uit de bestreden beschikking valt niet op te maken dat rekening is gehouden met de belangen van de minderjarige, aldus de verzoekers. Het toekennen van de adoptie aan de man zou recht doen aan de feitelijke situatie. Thans is slechts één ouder met het gezag belast over de minderjarige in Nederland. Als er iets met hem gebeurt dan ontstaat er een gezagsvacuüm. Het inwilligen van het verzoek is in het belang van de minderjarige.
Subsidiair verzoeken de verzoekers om op grond van artikel 10:111 BW de Thaise adoptie om te zetten in een adoptie naar Nederlands recht. De familierechtelijke betrekkingen met de geboorteouder wordt dan verbroken waardoor de minderjarige onweersproken niet meer dan twee ouders zal hebben na de partneradoptie. Aan alle voorwaarden is voldaan volgens de verzoekers:
- de minderjarige heeft zijn gewone verblijfplaats in Nederland;
- de minderjarige is in het bezit van een geldig verblijfsdocument geldig van [datum in] 2015 tot [datum in] 2020 onder de beperking familielid van een EU-burger, daaruit volgt dat hij voor permanent verblijf is toegelaten bij de adoptieouder;
- de biologische vader is onbekend, hieruit mag worden afgeleid dat hij zijn toestemming geeft voor de omzetting. De moeder heeft ook toestemming hiervoor gegeven;
- de omzetting is in het kennelijk belang van de minderjarige.
De verzoekers verzoeken tot slot, in het geval het hof de verzoeken niet toewijst, zo heeft de advocaat van de verzoekers ter zitting verklaard, meer subsidiair: het gezag van de adoptie vader te erkennen en het gezamenlijk gezag toe te wijzen aan de verzoekers.

Erkenning Thaise adoptie/verklaring voor recht

3. Het hof overweegt als volgt. Hoewel het Haags Adoptieverdrag voor Nederland op 1 oktober 1998 in werking is getreden en Thailand sinds 29 april 2004 is aangesloten bij dit Verdrag, is naar het oordeel van het hof in de onderhavige procedure geen sprake van een interlandelijke adoptie, maar van een adoptie naar het interne recht van Thailand. Het verzoek om tot erkenning van deze Thaise adoptie over te gaan dient dan ook te worden beoordeeld aan de hand van de vereisten van artikel 10:108 BW. Dit artikel bepaalt in lid 1 dat een in het buitenland gegeven beslissing waarbij een adoptie tot stand is gekomen, in Nederland van rechtswege wordt erkend indien zij is uitgesproken door:
a. een ter plaatse bevoegde autoriteit van de staat waar de adoptiefouders en het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijfplaats hadden; of
b. een ter plaatse bevoegde autoriteit van de staat waar hetzij de adoptiefouders, hetzij het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijfplaats hadden.
Het tweede lid bepaalt dat aan een beslissing houdende adoptie erkenning wordt onthouden indien:
a. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
b. in het geval, bedoeld in lid 1, onder b, de beslissing niet is erkend in de staat waar het kind, onderscheidenlijk de staat waar de adoptiefouders zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijfplaats hadden; of
c. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
Het derde en vierde lid van voornoemd artikel luiden als volgt:
Lid 3: Op de in lid 2, onder c, genoemde grond wordt aan een beslissing houdende adoptie in elk geval erkenning onthouden indien de beslissing kennelijk op een schijnhandeling betrekking heeft.
Lid 4: De erkenning van de beslissing kan, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet op de in lid 2, onder c, genoemde grond worden geweigerd enkel omdat daarop een ander recht is toegepast dan uit de bepalingen van afdeling 2 zou zijn gevolgd.
4. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting bij het hof is gebleken dat de adoptie vader zowel ten tijde van de aanvraag van de adoptie als ten tijde van de uitspraak van de adoptie in Thailand woonde. Immers de adoptie vader is in [datum in] 2013 vanuit Nederland naar Thailand vertrokken en op [datum in] 2014 uitgeschreven uit de basisregistratie personen (BRP). Op [geboortedatum] is de minderjarige geboren in Thailand en op [datum in] 2014 naar Thais recht, met toestemming van de biologische moeder, geadopteerd door de adoptie vader.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de adoptie vader zowel ten tijde van de aanvraag van de adoptie als ten tijde van de uitspraak van de adoptie zijn gewone verblijfplaats in Thailand had.
5. Nu niet gebleken is dat één van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 10:108 lid 2 of lid 3 zich voordoet, komt het hof tot de conclusie dat aan de voorwaarden voor erkenning als bedoeld in voornoemd artikel is voldaan. Het hof zal dan ook het verzoek tot erkenning van de adoptie toewijzen.

Adoptie van de minderjarige door de man

6. Het verzoek van de man om de minderjarige te mogen adopteren betreft een partneradoptie. Het op dit verzoek toe te passen recht zal worden gebaseerd op boek 10 BW. Artikel 10: 105 BW bepaalt:

1 Op een in Nederland uit te spreken adoptie is, behoudens lid 2, het Nederlandse recht van toepassing.

2 Op de toestemming dan wel de raadpleging of de voorlichting van de ouders van het kind of van andere personen of instellingen is toepasselijk het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit. Bezit het kind de nationaliteit van meer dan een staat, dan is toepasselijk het recht volgens hetwelk toestemming dan wel raadpleging of voorlichting vereist is. Bezit het kind de Nederlandse nationaliteit, dan is het Nederlandse recht van toepassing, ongeacht of het kind naast de Nederlandse nationaliteit nog een andere nationaliteit bezit.

3 Indien het ingevolge lid 2 op de toestemming dan wel raadpleging of voorlichting toepasselijke recht de adoptie niet kent, is het Nederlandse recht van toepassing. Het ingevolge dit lid toepasselijke recht bepaalt tevens of bij gebreke van toestemming deze kan worden vervangen door een rechterlijke beslissing.

4 Op de herroeping van een in Nederland uitgesproken adoptie is het Nederlandse recht van toepassing.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de minderjarige met toestemming van de Thaise autoriteiten aan de adoptie vader is toevertrouwd met als doel de minderjarige ter adoptie af te staan. Op grond van artikel 10:105 lid 1 BW is op de partneradoptie Nederlands recht, in het bijzonder de artikelen 1:227 en 1: 228 BW van toepassing.
7. Artikel 1:227 lid 2 BW bepaalt dat het verzoek (tot adoptie) door de adoptant die echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder is, slechts kan worden gedaan, indien hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd. Op grond van het door de man als productie 10 bij het inleidende verzoekschrift overgelegde reisoverzicht, en de hierbij door de man ter zitting bij het hof gegeven uitleg, is naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk geworden dat de man en de adoptie vader, [in] 2013 te [plaats] , Nederland, gehuwd, tenminste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek tot adoptie hebben samengeleefd.
Op grond van lid 3 van voornoemd artikel kan het verzoek tot adoptie alleen worden toegewezen indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.
Naar het oordeel van het hof is uit de overgelegde stukken gebleken dat de (partner)adoptie in het belang is van de minderjarige. De minderjarige is destijds, met instemming van de moeder (productie 31) en de Thaise autoriteiten toevertrouwd aan de adoptie vader en vervolgens door hem geadopteerd. De adoptie vader is gehuwd met de man, die sinds de adoptie als stiefouder betrokken is geweest bij de minderjarige. Voorts is voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien dat de minderjarige niets meer van zijn biologische moeder, en evenmin van zijn onbekende, biologische vader, in hun hoedanigheid van ouders, heeft te verwachten.
8. Artikel 1598/28 van de Thailand Civil and Commercial Code bepaalt:
An adopted child acquires the status of a legitimate child of the adoptor, but none of his rights and duties in the family to which he belongs by birth are prejudiced thereby. In such , the natural parent lose parental power, if any, from the time when the child is adopted.
Artikel 1569 van de Thailand Civil and Commercial Code luidt:
A person exercising parental power is the legal representative of the child. If the child is adjudged incompetent or quasi-incompetent, the person exercising parental power shall be the custodian or curator, as the case may be.
Op grond van voorgaande artikelen is het hof, anders dan de rechtbank, van oordeel dat er weliswaar nog familierechtelijke betrekkingen bestaan tussen de biologische moeder en de minderjarige maar dat door de adoptie van de minderjarige door de adoptie vader, de biologische moeder niet langer het gezag heeft over de minderjarige. Naar het oordeel van het hof is, evenals aan de overige voorwaarden van artikel 1:227 en 228 BW, ook voldaan aan lid 1 sub g van artikel 1:228 BW. Het hof zal dan ook het verzoek van de man om de minderjarige te adopteren toewijzen en de bestreden beschikking in zoverre vernietigen.
Dit brengt met zich dat het hof niet meer toekomt aan de bespreking van het subsidiaire en het meer subsidiaire verzochte van verzoekers.

Voor- en geslachtsnaam minderjarige

9. Op grond van artikel 10:19 lid 1 BW worden de geslachtsnaam en de voornamen van een vreemdeling bepaald door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft.
De geslachtsnaam van de minderjarige
10. Uit de stukken is gebleken dat de geslachtsnaam van de minderjarige [geslachtsnaam] is. De verzoekers verzoeken om deze naam te bevestigen dan wel vast te stellen. Nu er geen wijziging wordt verzocht van de geslachtsnaam, de in Thailand conform het nationale recht verkregen geslachtsnaam in Nederland op grond van artikel 10:24 BW wordt erkend en derhalve de minderjarige de geslachtsnaam [geslachtsnaam] behoudt, ook na de adoptie door de man, komt aan het bepaalde in artikel 1:5 lid 3 en lid 8 BW geen betekenis toe. Het hof zal dan ook het verzoek van de verzoekers wegens gebrek aan belang afwijzen.
De voornamen van de minderjarige
11. De verzoekers hebben verzocht om de voornamen van de minderjarige te wijzigen dan wel vast te stellen in: [voornaam] , oftewel zij hebben verzocht dat de naam “Master” komt te vervallen.
12. Volgens het Thaise recht kan een voornaam vrij gekozen worden, echter mag geen naam worden gegeven die de koning of koningin dragen en mag het geen vulgaire of onbeleefde woorden bevatten (artikel 6 Namenwet Thailand). Nu partijen hebben verzocht om de naam [oude voornaam] te laten vervallen en dit niet leidt tot voornoemde uitzonderingen op de vrije voornaamkeuze, zal het hof het verzoek van de verzoekers toewijzen.

Inschrijving geboortegegevens minderjarige

13. De verzoekers verzoeken om de ambtenaar van de Burgerlijke Stand te gelasten de geboortegegevens van de minderjarige plus de latere vermelding van de adoptie in te schrijven in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage, voor zover dit niet reeds uit de wet voortvloeit.
14. Het hof leest dit als een verzoek tot inschrijving van de Thaise geboorteakte van de minderjarige in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage. Nu de geboorteakte is voorzien van de vereiste legalisatieregeling en daarmee voldoet aan de formele eisen voor acceptatie van de geboorteakte in Nederland, alsmede nu de oorspronkelijke geboortegegevens van de minderjarige zijn opgenomen en de juridische afstammingshistorie van de minderjarige bekend is, zal het hof gelasten dat de Thaise geboorteakte van de minderjarige in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage wordt ingeschreven. Ook het verzoek om de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage te gelasten een latere vermelding van de adoptie aan de akte van inschrijving van de buitenlandse geboorte akte toe te voegen ligt voor toewijzing gereed.
15. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, in zoverre opnieuw beschikkende:
verklaart voor recht dat wordt erkend de beslissing zoals vervat in het overgelegde stuk “Registration of Child Adoption” van [datum in] 2014 waarbij de adoptie tot stand komt van de minderjarige [de minderjarige] , geboren [in] 2013 te [geboorteplaats] , Thailand door de [de adoptievader] ;
spreekt uit de adoptie van de minderjarige [de minderjarige] , geboren [in] 2013 te [geboorteplaats] , Thailand door [verzoeker 1] , wonende te [woonplaats] ;
gelast de voornaamswijziging van de voornoemde minderjarige in de voornaam [voornaam] ;
gelast de inschrijving van de Thaise geboorteakte van de minderjarige in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage, met dien verstande dat de titel [oude voornaam] geen onderdeel uitmaakt van de in te schrijven voornamen van de minderjarige;
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage een latere vermelding van de adoptie aan de akte van inschrijving van de buitenlandse geboorte akte toe te voegen;
draagt de griffier op om op grond van artikel 1:20e lid 1 BW niet eerder dan drie maanden na de datum van deze beschikking een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. van Baardewijk, I. Obbink-Reijngoud en L.C.A. Verstappen, bijgestaan door mr. M.A.J. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 oktober 2016.