ECLI:NL:GHDHA:2016:3208

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2016
Publicatiedatum
25 oktober 2016
Zaaknummer
22-000318-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag inzake diefstal bij winkelbedrijf Hornbach

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1991, heeft samen met zijn vrouw en neef diefstal gepleegd van goederen ter waarde van ongeveer € 1.130 bij winkelbedrijf Hornbach in Nieuwerkerk aan den IJssel. De verdachte en zijn medeverdachten hebben verschillende goederen uit de schappen gepakt en deze in een winkelwagen gelegd. Bij de kassa hebben zij echter slechts een bedrag van € 11,15 afgerekend, terwijl de totale waarde van de goederen veel hoger was. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten bewust en nauw hebben samengewerkt om de goederen te stelen, waarbij de neef van de verdachte als kassier optrad. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 80 uren, die kan worden omgezet in 40 dagen hechtenis indien niet naar behoren verricht. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000318-16
Parketnummer: 09-231688-15
Datum uitspraak: 19 oktober 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 13 januari 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboorteplaats] 1991,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
5 oktober 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 september 2015 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere beveiligingscamera's (Livia Extel en/of Elro en/of Avidsen) en/of een slijpmachine (Makita) en/of een boorhamer (Makita) en/of een Kärcher window vac en/of badmatten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Hornbach, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks1 september 2015 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas tezamen en in vereniging meteen of meeranderen,althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere beveiligingscamera's (Livia Extel en/ofElro en/ofAvidsen) en/ofeen slijpmachine (Makita) en/ofeen boorhamer (Makita) en/ofeen Kärcher window vac en/ofbadmatten,in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan winkelbedrijf Hornbach, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, nu uit geen van de beschikbare bewijsmiddelen kan blijken dat de verdachte de goederen heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Voorts kan de nauwe en bewuste samenwerking met de mededaders niet bewezen worden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van het procesdossier en de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep, waaronder de ter terechtzitting bekeken camerabeelden van winkelbedrijf Hornbach, stelt het hof het volgende vast.
Op 1 september 2015 komt de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] (hof: de echtgenote van verdachte) en hun dochtertje winkelbedrijf Hornbach te Nieuwerkerk aan den IJssel binnen. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte] pakken vervolgens verschillende goederen uit de schappen en leggen deze in de winkelwagen, te weten, onder meer, badmatten, gereedschap en twee dozen met daarin ieder een camerasysteem. Bij de kassa aangekomen met een volle winkelwagen aan goederen, laten de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] alle goederen in de winkelwagen liggen en leggen deze goederen niet neer op de balie bij de kassamedewerker, hetgeen afwijkt van hetgeen algemeen en blijkens de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 2] ook bij Hornbach te doen gebruikelijk is.
De kassamedewerker, de medeverdachte [medeverdachte 2] tevens zijnde een volle neef van de verdachte, heeft op verschillende momenten een scanapparaat in handen en legt dat ook weer neer. Ook gaat hij met zijn handen door diverse producten in de winkelwagen zonder het scanapparaat in handen te hebben, hetgeen volgens de verklaring van [medeverdachte 2] eveneens afwijkt van de gebruikelijke procedure, zonder dat hij daarvoor overigens een plausibele verklaring kan en/of wil geven. Vervolgens laat hij de goederen, ter waarde van ongeveer € 1.130,--, de kassa passeren terwijl hij maar voor een bedrag van € 11,15 aanslaat. De verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] bevinden zich al die tijd in de directe nabijheid van de kassa en hadden zicht op de handelingen van de medeverdachte [medeverdachte 2]. De verdachte verwijdert zich vervolgens met de goederen uit de winkel, terwijl de medeverdachte [medeverdachte] het bedrag van € 11,15 afrekent. Daarna loopt ook zij de winkel uit. De verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] hebben verklaard, zakelijk weergegeven, dat hen na thuiskomst is gebleken dat zij (veel) te weinig hadden afgerekend, maar dat zij dat verder zo hebben gelaten en hierover geen contact meer hebben opgenomen met Hornbach.
Op grond van het vorenstaande en de overige feiten en omstandigheden zoals die blijken uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting, in onderling verband en samenhang beschouwd, is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan medeplegen van diefstal van goederen bij winkelbedrijf Hornbach, zoals bewezen is verklaard. Dat zij daarbij bewust en nauw hebben samengewerkt volgt uit de gezamenlijke uitvoeringshandelingen, de kennelijke onderlinge taakverdeling, de aanwezigheid op belangrijke momenten, de daarmee samenhangende rol die de verdachte (als zijnde degene die winkelwagen met daarin de goederen naar de kassa heeft gereden, heeft nagelaten de goederen op de band te leggen en vervolgens met de goederen de winkel uit is gereden) bij de diefstal heeft gehad en de omstandigheid dat de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] nadien hebben gedeeld in de opbrengsten van de diefstal.
Het hof acht het voorts niet aannemelijk dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] eerst na thuiskomst hebben bemerkt dat zij slechts een zeer gering bedrag hadden afgerekend. Het hof betrekt hierbij dat het afgerekende bedrag nog geen 1% is van de totale waarde van de weggenomen goederen. Dat de verdachte en [medeverdachte 2] elkaar niet kenden, zoals zij beiden hebben verklaard, acht het hof kennelijk leugenachtig, mede gelet erop dat is komen vast te staan dat zij volle neven van elkaar zijn en dat zij eerder bij elkaar in de auto zijn aangetroffen. Het hof merkt deze verklaring aan als leugenachtig en kennelijk bestemd om te verhullen de waarheid dat de (mede)verdachten bewust en nauw hebben samengewerkt, waarbij sprake was van een onderlinge taakverdeling, om de betreffende goederen te stelen.
Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsvrouw.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn vrouw en zijn neef schuldig gemaakt aan diefstal van een groot aantal goederen ter waarde van een aanzienlijk bedrag bij winkelbedrijf Hornbach. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan, te meer nu hij en zijn mededaders bij deze diefstal op geraffineerde wijze te werk zijn gegaan, waarbij zijn neef die bij de diefstal betrokken was als kassier optrad. Winkeldiefstal veroorzaakt schade aan het betrokken winkelbedrijf met alle daarmee samenhangende overlast.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 september 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder voor een vermogensdelict. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Naar het oordeel van het hof komt de ernst van het bewezenverklaarde, mede gelet op de justitiële documentatie van de verdachte, onvoldoende tot uitdrukking in de door de advocaat-generaal gevorderde en in eerste aanleg opgelegde straf. Het is op deze grond dat het hof een zwaardere straf zal opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd en in eerste aanleg is opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. R.A.TH.M. Dekkers, mr. S. Verheijen en mr. A.W.M. Bijloos, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 oktober 2016.
Mr. A.W.M. Bijloos is buiten staat dit arrest te ondertekenen.